Rob de Wijk ziet niet dat de Nederlandse democratie wordt uitgehold en dat daarom een referendum belangrijk is, menen Thierry Baudet en Pepijn van Houwelingen.
Columnist Rob de Wijk bekritiseert ons initiatief om middels 300.000 handtekeningen een referendum (GeenPeil) over het associatieverdrag met Oekraïne af te dwingen (Opinie, 4 september). Volgens hem is het verdrag geen stap op weg naar EU-lidmaatschap van Oekraïne, dus waar maken we ons zorgen om?
Inderdaad ontkennen onze politici bij hoog en bij laag dat dergelijk lidmaatschap voor Oekraïne in het verschiet zou liggen. Toch verklaarde Herman Van Rompuy, toenmalig president van de Europese Raad, in 2013 plechtig dat “Oekraïne op termijn zal zijn als de andere nieuwe lidstaten”, stelde José Manuel Barroso, destijds commissievoorzitter, dat “de toekomst van Oekraïne in de EU ligt” en nam het Europees Parlement in 2005 een motie aan waarin lidmaatschap aan Oekraïne nadrukkelijk als mogelijkheid werd gepresenteerd.
Evenmin lijkt De Wijk op de hoogte van de bepalingen in het associatieverdrag over coördinatie op militair en veiligheidsterrein. Onlangs hebben de Amerikanen drie militaire bases geopend in West-Oekraïne en aangegeven de militaire steun aan het land te zullen intensiveren. We worden geleidelijk meegezogen in een gewapend conflict met Rusland – zeer gevaarlijk, en absoluut niet in ons belang. Waarom horen we De Wijk daar niet over?
Hij stelt slechts dat er ‘niets’ mis mee is om belastinggeld aan Oekraïne over te maken. Volgens onderzoek is het land echter een van de meest corrupte ter wereld – niveau Zimbabwe. Hoe zinvol is het om daar bakken geld heen te sturen? En hoe zinvol is de geleidelijke afschaffing van visum-restricties waar het associatieverdrag in voorziet? Een land in burgeroorlog, in de wereldtop van vrouwenhandel? Ook dat element van het associatieverdrag is De Wijk blijkbaar ontgaan.
Het meest stuitende aspect van zijn column is echter niet zijn gebrek aan zicht op de implicaties van het voorliggende verdrag; maar de opvatting van democratie die hij in het slotdeel ventileert.
‘Coalitiepolitiek’, schrijft hij, ‘is geven en nemen. Als ik het er niet mee eens ben ga ik niet roepen dat een besluit ondemocratisch is’. Het punt dat De Wijk hier mist, is dat dit inderdaad geldt binnen de kaders van de representatieve democratie. Maar wat als die representatieve democratie zichzelf beetje bij beetje afschaft? Dat is wat nu aan het gebeuren is.
De geleidelijke, maar onmiskenbare bevoegdheidsoverdracht van het Nederlands parlement naar de Brusselse burelen betekent dat het forum waar wij ooit hebben besloten onze gemeenschappelijke problemen te bespreken feitelijk niet langer als zodanig functioneert. Als de politiek zijn bevoegdheden te buiten gaat door zichzelf af te schaffen en ons politiek te onteigenen valt de soevereiniteit terug aan het volk.
Daarom is een referendum over EU-gerelateerde zaken meer op zijn plaats dan over welk ander onderwerp dan ook. Het gaat niet zomaar over een verdrag: het gaat over zelfbeschikking. Het gaat om ons recht om in laatste instantie zelf te mogen beslissen over hoe wij ons leven inrichten, wie onze vrienden zijn en met wie wij visum-restricties hebben of niet.
Rob de Wijk kent niet alleen de verdragstekst niet: hij begrijpt ook niet wat democratie werkelijk betekent.
Trouw, donderdag 10 september 2015