Ten onrechte klinkt meewarigheid over kiezers die gisteren de stembus hebben gemeden. Ben Burger poneert een stelling: ze hebben ervoor gekózen thuis te blijven.
De thuisblijvers krijgen het zwaar te verduren. Dat is te begrijpen: zij hebben gisteren het feestje van de Europese democratie verstoord. Maar zijn de verwijten terecht?
Er zijn drie hypotheses die je de afgelopen weken steeds zag over niet-stemmen bij de Europese verkiezingen: Het electoraat is ongeïnteresseerd. Raoul du Pré schreef dat in de Volkskrant en Caroline de Gruyter in NRC. Het electoraat snapt het niet. Dat zeiden de werkgevers van Bernard Wientjes, econoom Coen Teulings en oud-minister Wijers. Het electoraat staat met de rug naar de toekomst. Aldus Bert Wagendorp in de Volkskrant en Maarten Schinkel in NRC, om twee stemmen te noemen.
De commentaarschrijver van NRC wist het in maart al: de keuze is vóór of tégen Europa. ‘Een beetje Europa is niet mogelijk.’ Sceptisch zijn is dus: tegen. En dat betekent: verkeerde vrienden. Voordeel van deze visie: we mogen de wegblijvers negeren. Nadeel: ze spoort maar heel beperkt met de feiten. De kiezer die thuisbleef, heeft mogelijk toch een rationeel motief, alleen: het is onbegrepen door degenen die hem onbegrip verwijten.
Stelling: een deel van het electoraat heeft juist rationeel gehandeld door weg te blijven. Beeld je in: de redelijke, welwillende euroscepticus. Dus: voor de vriendschap tussen de volkeren, voor de vrede, voor de samenwerking. Maar het 3-procentbeleid voor begrotings-tekort en de bezuinigingen overtuigen hem niet. Hij deelt de opvatting van Nobelprijswinnaars Stiglitz en Krugman en van de Nederlandse econoom Van Duijn, die zeggen dat Europa zichzelf in de dubbele dip heeft bezuinigd. Hij ziet de absurde werkloosheidscijfers in de zuidelijke landen en heeft het gevoel dat dit riskant is: té riskant. En hij vertrouwt de soevereiniteitsoverdracht van de afgelopen jaren niet, omdat de Europese politiek ondoordringbaar lijkt voor kiezersinvloed. Wat moest deze kiezer stemmen? Inderdaad. Dus bleef hij weg.
Tot zover de individuele rationaliteit: de burger moet kiezen uit de keuzes die hem worden voorgelegd. Maar er valt ook een democratische rationaliteit te construeren. Wie om Europa geeft, maar meent dat de ingeslagen weg de verkeerde is, moet een manier vinden die nu juist die boodschap overbrengt. Stemmen zou dan averechts uitpakken. Dat legitimeert de gang van zaken. Bij hoge opkomst zouden de regeringsleiders in Brussel tevreden bijeenkomen en zeggen: we mogen door.
Wie écht de macht in Europa wil beïnvloeden, de Raad van regeringsleiders dus, moet creatief zijn. Is wegblijven dan de enige manier geweest?
Hypothese: de kiezers hebben gisteren precies gezegd wat ze wilden zeggen. Thuisblijven was niet dom, maar een rationeel genomen besluit. De boodschap is precies zoals die moest zijn. Bij de opkomstcijfers voor Europa in Nederland valt het jaar 2005 op: die van het referendum over een Europese ‘grondwet’. Dat was de keer dat de inzet volstrekt duidelijk was. Toen kwam de meerderheid van de kiezers wel, 62 procent zelfs. Toeval?