Vertrouwen in de toekomst, vertrouwen in burgers

Als bij democratische vernieuwingen het middel wordt beoordeeld op zijn politiek wenselijke uitkomst is dat in essentie antidemocratisch, betoogt Geerten Waling.

De beloften waren stevig, toen Mark Rutte aan het begin van zijn tweede kabinet de ‘participatiesamenleving’ afkondigde. De ‘doe-democratie’ stond voor de deur, de burger was aan zet. De eerste teleurstelling kwam al direct, toen bleek dat al die grote woorden géén kleinere overheid of lagere belastingen betekenden en die hele participatiesamenleving een ordinaire bezuinigingsmaatregel bleek.

Deze maand kwam daar een tweede teleurstelling bovenop in de vorm van het regeerakkoord. Bestuurskundigen van de Universiteit Leiden becijferden dat dit akkoord historisch weinig aandacht schenkt aan het onderwerp ‘democratische vernieuwing’. ‘Dat is bijzonder, met D66 in het kabinet’, sneerden zij.

De Staatscommissie-Parlementair stelsel deed daar afgelopen woensdag in haar probleemverkenning nog enkele scheppen bovenop, met kritiek op de historisch lange en ontransparante formatie van Rutte-III, maar ook op het voorgenomen beleid.

Het meest heikel zijn de referenda. De meerderheid van de Nederlanders wil graag af en toe meebeslissen, maar de coalitiepartijen zijn tegen. Vooral D66, dat het referendum steeds meer als een bastaardkind is gaan beschouwen, heeft zich in de formatie van haar meest hypocriete kant laten zien.

Stem niet op partijen, maar op individuen

Geerten Waling heeft gelijk over het afschaffen van de partijdemocratie. Er is nog een aantal redenen voor die afschaffing. Om te beginnen zijn slechts 300.000 mensen lid van een politieke partij, terwijl de bekleders van alle belangrijke politieke functies uit dat beperkte groepje komen: Tweede Kamerleden, raadsleden, burgemeesters, statenleden, et cetera. Het is uitgesloten dat alle kundige mensen toevallig in dat kleine groepje zitten.

Dat blijkt ook. Zelfs premiers als Rutte en Balkenende horen niet op dat niveau thuis. Zij zijn ongeschikt om het land te leiden en te vertegenwoordigen in het buitenland. Ook bij de bewindvoerders zijn er legio voorbeelden. Komen er eens goede kandidaten op een ministerspost, dan houden ze het na één periode voor gezien.

Niet alleen is het aantal partijleden te klein, ook de selectie is gebrekkig. Bestuurders komen bovendrijven door machtsspelletjes, niet door bestuurlijke kwaliteiten. Een goed raadslid is nog geen goede wethouder, en een goede wethouder nog geen goed Kamerlid. Een falend Kamerlid is zeker geen goede burgemeester, zoals geregeld blijkt.

De meeste kiezers stemmen op de lijsttrekker; in diens kielzog komen zo’n 120 Kamerleden mee, die niemand kent. In de huidige Tweede Kamer zitten zes Kamerleden die minder dan 600 stemmen hebben gekregen! Die worden geacht het vak nog te moeten leren, wat een stuitende minachting is voor de zware taken van een Kamerlid.

Dan gaan partijen een coalitie sluiten en leveren zonder mankeren een fors aantal principes in die de kiezer juist zo aanspraken. (Ik durf te stellen dat slechts een paar procent van de kiezers de huidige coalitie wilde.) Tot overmaat van ramp worden dan ministers van buiten aangesteld, op wie niemand heeft gestemd. Dan is er niets meer over van je stem. Je stem heeft mensen benoemd die je niet kent, je partij gaat dingen doen die je niet wil en dat wordt uitgevoerd door mensen op wie je zelfs niet hebt kunnen stemmen. Hoezo democratie?

Lees deze column van Paul Kokkeler verder op de Volkskrant

Partij is achterhaald vehikel democratie

Het jaar 1848 kan ons inspireren bij het zoeken naar een vorm van democratie zonder partijen.

PvdA, CDA en VVD, de drie middenpartijen die ooit het solide machtscentrum vormden van de Nederlandse politiek, hebben zo weinig leden dat ze in geldnood dreigen te raken (de Volkskrant, 3 mei). Daarnaast dreigen zij ook al geld mis te lopen door een drastisch verlies aan parlementszetels.

Zij hopen hun nood te lenigen door de subsidiekraan verder open te draaien, maar daar komen de honderdduizenden afvallige leden niet mee terug – en de zetels evenmin. De koek wordt intussen verdeeld door een steeds groter aantal partijtjes en afsplitsingen, waarvan uitgerekend die ene partij zónder leden de beste uitgangspositie lijkt te hebben.

Nederland is geen uitzondering: overal in Europa verkeren juist de middenpartijen in diepe crisis. Dit gaat niet zomaar over. Het is hoog tijd om serieus na te gaan denken over een democratie zonder (leden)partijen. Dat hoeft geen onverantwoorde sprong in het duister te zijn: de geschiedenis biedt uitkomst. Als we maar over de 20ste eeuw heen willen kijken, dan zien we een tijdperk waarin fascinerende experimenten werden uitgevoerd met heel andere vormen van democratie dan de partijdemocratie die nu zo onder druk staat.

Een kort maar cruciaal moment waarop democratische burgerparticipatie floreerde was het jaar 1848. Terwijl Thorbecke in Nederland met een Grondwetsherziening het bestel wist te democratiseren, gingen elders op het Europese continent de burgers de barricaden op. Maar het waren niet de gewelddadige opstanden in deze revolutiegolf die 1848 kenmerkten. Door de vrijheid van vereniging, vergadering en drukpers, die werden afgedwongen in onder andere Frankrijk en in het Duitse en Italiaanse cultuurgebied, barstte een publiek debat los dat zijn weerga niet kende.

Hier gebeurde zoiets nieuws, dat tijdgenoten spraken van ‘de lente van de volkeren’. In duizenden volksvergaderingen en clubs poogden miljoenen burgers iets te doen wat tot dan toe verboden was geweest: zelf politiek bedrijven.

Lees dit artikel van Geerten Waling verder op de Volkskrant
Meer over revoluties in 1848 op Historiek

Democratie in het internettijdperk

Klik voor YouTube – Pia Mancini: How to Upgrade Democracy For The Internet Era (aanrader!)

Kunnen het wantrouwen in politici, dalende opkomstcijfers en andere kwalen van de democratie verholpen worden door nieuwe technologie? Optimisten wereldwijd werken aan een digitale upgrade van de Griekse agora.

door Andrea Speijer-Beek & Jaap Tielbeke

Lang duurde het niet voordat Pia Mancini gedesillusioneerd raakte in de politiek. Als medewerker van de Argentijnse centrumpartij Unión Celeste y Blanco merkte ze al gauw waar het aan schort: de democratie wordt gedomineerd door corrupte carrièrepolitici, kandidaten zijn belangrijker dan politieke idealen, en burgers worden eens in de vier jaar verleid en voor de rest vooral beschouwd als lastpost. Dit was niet het klimaat waarin een bevlogen idealiste als Mancini kon gedijen. Na twee jaar hield ze het voor gezien bij de Unión Celeste y Blanco.

Haar politieke ambities waren echter allerminst gedoofd. In 2012 richtte ze met medestanders de Partido de la Red (de Netwerkpartij) op. In plaats van een vastomlijnd programma draait het bij de Netwerkpartij vooral om de technologie die gebruikt wordt. Met het softwarepakket DemocracyOS (Operating System) zouden alle burgers in staat worden gesteld om actief deel te nemen aan het besluitvormingsproces. Leden van de Netwerkpartij wijzen niet eens in de zoveel tijd een gedelegeerde aan, maar leveren middels online raadpleging en stemming doorlopend een bestuurlijke bijdrage.

Nu, ruim drie jaar later, zit Mancini (33) in een krappe koffiebar vlak bij het strand van San Francisco. Terwijl hippe dertigers zich om de toonbank verdringen om flat whites te bestellen, vertelt de Argentijnse – de looks van een fotomodel, de attitude van een punker – over de idealen achter DemocracyOS. ‘We wilden een gesprek beginnen over democratie. Wat is er mis met het huidige systeem? En wat voor een soort democratie willen we? De software was een katalysator om ons politieke systeem te herzien.’ De democratische tekortkomingen waarmee zij in haar thuisland werd geconfronteerd, zijn in haar ogen nagenoeg universeel. Vrijwel overal signaleert ze hetzelfde onbehagen. ‘Er is een select groepje politici dat beslissingen neemt. Het overgrote merendeel heeft het gevoel daar geen invloed op uit te kunnen oefenen. Terwijl er wordt bestuurd uit naam van het volk.’

Onze democratie is aan een upgrade toe, diagnostiseert Mancini. ‘We gebruiken politieke instituties die meer dan tweehonderd jaar geleden zijn bedacht. In die tijd is de wereld enorm veranderd, maar de instituties zijn al die tijd hetzelfde gebleven.’ Het wordt tijd dat we de lessen van het internet toepassen in de politiek, gelooft ze. Als we de mogelijkheden van het wereldwijde web weten te benutten, zullen de ouderwetse ‘representatieve’ instituties – politieke partijen, periodieke verkiezingen en professionele politici – vanzelf afsterven. In een populaire ted-talk vangt Mancini haar missie in een pakkende oneliner: ‘We moeten onderzoeken hoe democratie in het internettijdperk eruitziet.’

In dat streven staat Mancini niet alleen. Piratenpartijen in verschillende landen pleiten al jaren voor de inzet van nieuwe technologie om de democratie te hervormen. Wetten zouden op dezelfde manier tot stand kunnen komen als Wikipedia– pagina’s: iedereen mag eraan meeschrijven en commentaar leveren. Intern experimenteren partijen, zoals bijvoorbeeld het Spaanse Podemos, al met online platforms om hun leden te betrekken bij het uitzetten van de koers. En internationaal loopt IJsland fier op kop als het op digitale democratie aankomt: op het eiland met ruim driehonderdduizend inwoners ontstonden na de financiële crisis in 2008 verschillende experimenten die ‘de 99%’ de touwtjes in handen moesten geven.

Is de tijd aangebroken om de democratie te disrupten? Kan nieuwe technologie inderdaad dienen als een medicijn tegen kwalen waar de democratie mee te kampen heeft (teruglopende opkomstcijfers bij verkiezingen, wantrouwen tegenover politici en een groeiende polarisatie van het maatschappelijk debat), of worden de pleitbezorgers van een digitaal herontwerp van de democratie verblind door techno-optimisme?

Ook Nederlandsers raken in toenemende mate gefrustreerd over de politiek, zo concludeerde een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau afgelopen jaar. In het rapport Meer democratie, minder politiek? constateert het scp dat het partijpolitieke gekrakeel het vertrouwen in de politiek ondermijnt. Dat democratie de best mogelijke bestuursvorm is, staat voor negen op de tien Nederlanders niet ter discussie. Maar er bestaat wel een behoefte aan meer directe inspraak, ter verrijking van het huidige systeem. Nu gaan politici te veel hun eigen gang en wordt er nauwelijks geluisterd naar de burger, zo klinkt het bij verschillende respondenten.

Het recente Oekraïne-referendum speelde in op dit sentiment. Het ging de initiatiefnemers niet in de eerste plaats om het associatieverdrag met het Oost-Europese land – deze volksraadpleging moest vooral fungeren als noodrem tegen de op hol geslagen Brusselse besluitvormingsmachine. ‘Het huidige politieke systeem is failliet’, verklaarde Arjan van Dixhoorn, voorzitter van het EU-burgercomité, in een interview met NRC Handelsblad . ‘De Tweede Kamer erkent alleen de EU als de soeverein in plaats van het Nederlandse volk.’

Voor Pia Mancini en de Piraten vormen sporadische referenda geen remedie voor de crisis van de democratie. Inspraak van het volk zou de regel in plaats van de uitzondering moeten zijn. ‘Ik wil geen noodrem, ik wil kunnen sturen’, zo vatte een blogger van de Piratenpartij het kernachtig samen.

Lees verder op de Groene Amsterdammer

Volk is politieke klasse die het onderling uitmaakt zat

De geëmancipeerde bevolking heeft de buik vol van zakelijke managerspolitiek.

Loek Hermans kreeg onder uit de zak van de rechter. Meavita was een megalomane fusieorganisatie die de nederige thuiszorg ontstegen was. Hermans werd als commissaris verondersteld dit bedrijf te bewaken. Hij liet het flodderen, nadat eerder toestanden bij het COA commissaris Hermans ontschoten waren. Een moppentapper met een uitmuntend adresboek – het duurde jaren voor hij tot de orde werd geroepen.

Nu is Hermans uit de Eerste Kamer gestapt. Ik begaf me op het hoog-polige tapijt van de senaat. Daar zag men geen zwarigheid in Hermans’ avonturen met nevenfuncties. Hij wordt gezien als bedrijfsongeval. Zelfs SP’er Tiny Cox, die ik tegen het lijf liep, vindt dat zijn medesenatoren zelf moeten uitmaken welke bijbanen ze uitoefenen. Ook al dienen ze koepels met geen andere functie dan beleidsbeïnvloeding in Den Haag.

Senatoren voeren immers het woord niet als hun nevenfunctie in het geding is, zo luidt de rechtvaardiging. De commotie over dubbele petten is een schijndiscussie, zei Heleen Dupuis, nu vertrokken, in de NRC. Het zou te denken moeten geven dat de buitenwacht daar radicaal anders over denkt, maar dat is niet zo. De senatoren geven geen krimp.

Lees deze column van Martin Sommer verder op de Volkskrant

Burger, u bent nog lang niet boos genoeg

Op wie moet je letten om Den Haag te begrijpen? Deze week: bestelcrisis in beeld: Hermans en de ‘bijbanen’; Dijsselbloem en de bankenlobby. Ofwel: de burger verlangt meer zeggenschap – waarom doet niemand iets?

Blijkt zo’n bank het ministerie van Financiën dus letterlijk de wet voor te schrijven. Een gewone burger met een bijzondere wens komt zelden verder dan zo’n 0800-nummer: altijd wachtenden voor u. Maar als ING via nieuwe regeltjes 350 miljoen wil binnenhengelen, zetten ze het gewoon zelf op papier: de overheid neemt het wel over.

Zo ging dat vorig jaar, onthulde deze krant woensdag, en de vraag was wat we hier zagen: te krachtige lobbyisten of te slappe politici?

Ik vermoed dat het is zoals met die ‘bijbanen’ van senatoren: oude gewoonte, amper bekend, die uit de hand is gelopen. De traditie van het polderen heeft grote bedrijven altijd een plaats aan de tafel in Den Haag gegeven. De banden tussen de banken en Financiën zijn altijd voortreffelijk geweest. Het is alleen een inside game gebleven: de burger is er nooit over geïnformeerd.

Er komt bij dat de lobbywereld is getransformeerd van verlegen ventje tot bijdehante bink. Lichtbruine puntschoenen en allemaal zo’n dubbele naam op de gevel. Twintig jaar terug wilden Kamerleden liever niet met lobbyisten gezien worden. Nu vragen Kamerleden onbekommerd of lobbyisten even ‘input’ voor hun aanstaande motie willen leveren.

Ook dit laatste realiseren burgers zich amper, en als de werkelijkheid naar buiten komt groeit het wantrouwen zienderogen. Het illustreert de bestelcrisis waarin Den Haag verkeert.

Het SCP constateerde nog vorige maand, in alweer zo’n onvolprezen rapport van onderzoekers Paul Dekker en Josje den Ridder (Meer democratie, minder politiek?), dat politici volgens Nederlanders in hun eigen wereld leven, met hun eigen belangen, waardoor „gewone burgers te weinig te zeggen hebben”. De inspraakavonden over vluchtelingenopvang moesten toen nog uit de hand lopen.

Dit is dus het ware dilemma: waar de burger meer zeggenschap verwacht, conserveert Den Haag een bestel dat die zeggenschap uitbesteedt aan bedrijven, lobbyisten en belangengroepen die, via mechanismen als polderen en de Eerste Kamer, de binnenwereld van de politiek bespelen. En terwijl het onbehagen hierover groeit, staat vreemd genoeg niemand op die zegt: laten we iets doen.

Lees dit uitstekende artikel van Tom-Jan Meeus verder op het NRC

De democratie dood? Oekraïne en TTIP bewijzen het tegendeel

Het is het jaar van de handelsverdragen. Of beter: van de weerstand ertegen. Het associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne, wat met name de handelsbetrekkingen met het land moet aanhalen (want anders doet Rusland dat, volgens de voorstanders) wist ruim 450.000 Nederlanders in beweging te krijgen. Een referendum over het associatieverdrag is inmiddels afgedwongen, nu neemt ook de weerstand tegen TTIP, het handelsverdrag tussen de EU en de Verenigde Staten, grootse vormen aan.

In Nederland zwengelde Arjen Lubach de discussie aan via dit item (video).

De aandacht voor TTIP (Transatlantic Trade & Investment Partnership) nam als gevolg van de uitzending sterk toe, enkele wijzigingen aan het verdrag werden bovendien doorgevoerd, maar die zijn volgens tegenstanders vooral cosmetisch. ISDS, een onderdeel in TTIP dat in een tribunaal voorziet waar bedrijven onder meer landen en overheden kunnen aanklagen, is het grootste kritiekpunt – het zou TTIP en daarmee bedrijven boven het democratisch gezag stellen. De Amerikaanse claimcultuur zal zijn intrede doen, zo is de verwachting. (En wie dacht dat het heus wel meevalt met de kwaadaardigheid van bedrijven: denk even aan Volkswagen.)

Vandaag worden er in Brussel drie miljoen handtekeningen tegen TTIP ingeleverd, waarvan er 100.000 in Nederland zijn gezet. Voor een anti-TTIP-betoging, die staat gepland voor komende zaterdag, zijn al 10.000 aanmeldingen, waar in mei dit jaar slechts een honderdtal op de been was te brengen.

Lees deze column van Edwin van Sas verder op HP/De Tijd >>>

De maatschappij is al een generatie verder dan het old school establishment

Eind jaren zestig kwam een nieuwe, bevlogen generatie op. Een progressieve generatie die wilde afrekenen met de gevestigde orde. De gevestigde orde had teveel macht en was het gevoel met wat er in de samenleving speelde allang kwijt. Men hield vast aan oude tradities en normen en hield de macht bij zich. De nieuwe generatie wilde meer zeggenschap voor het volk, was voor een multiculturele samenleving, wilde meer Europese eenheid, wilde meer solidariteit afdwingen, wilde meer transparantie in de democratie en men was vastberaden de scheve verhouding tussen kapitaal en arbeid rechttrekken.

En deze revolutie lukte ze. De babyboomgeneratie zorgde goed voor zichzelf en voor hun achterban: een (onbetaalbare) verzorgingsstaat werd opgericht. Bovenal: men greep posities in overheidsbesturen, publieke sectoren en media.

Inmiddels zijn we vijftig jaar verder. De tijden zijn veranderd. Een nieuwe generatie – laten we ze Nieuw Realisme noemen – ziet een gecorrumpeerde bestuurslaag die idealen en het eigen belang boven de realiteit en boven het landsbelang stelt. Sommige idealen zijn bereikt. Anderen hebben desastreuse gevolgen gehad. De multiculturele samenleving is een faal. Polderprivatiseringen hebben zorg onbetaalbaar gemaakt. Progressieve bestuurders van destijds zijn de conservatieve machthebbers van vandaag. Hun idealen passen niet meer bij deze tijd. Visie ontbreekt. En de democratie werkt nog nauwelijks.

Vijftien jaar geleden ontstonden de eerste scheuren: de Nederlandse burger keerde zich al af van de polderpolitiek. Aan het begin van deze nieuwe eeuw gaven de Nederlanders al de eerste signalen af door bijvoorbeeld op Pim Fortuyn te stemmen. Niet dat ze het altijd met hem eens waren. Maar het werd tijd voor verandering. Het was een signaal. Er broeide iets. Een veenbrandje.

In 2005 was Nederland helder. Mede dankzij de inspanningen van D66 kwam er terecht een referendum over Europa. Maar de uitslag was een shock voor bestuurlijk Nederland, dat zich persoonlijk en idealistisch een toekomst in de EU zag: Het volk zei: “wij wensen onze soevereiniteit niet aan Europa over te dragen”. Nederland is een onderdeel van Europa. Wij bestaan bij de gratie van onze handel met Europa. Maar je soevereiniteit overdragen aan een EU dat een beperkt democratisch gehalte heeft, dat willen we niet.

Daarna volgde het kritische moment dat voor iedere Nederlander duidelijk werd dat de Nederlandse politiek, de nieuwe ‘progressieve’ elite, helemaal niet zo democratisch ingesteld was als men deed voorkomen. Als de feiten je niet bevallen, verander je de definities: Kabinet Balkenende sjoemelde Nederland alsnog de Europese Grondwet in, door het een Verdrag te noemen en er een volkslied uit te slopen. Keihard tegen de wens van een ruime meerderheid van het volk. Ongehoord. Schandalig. Hautain. Ondemocratisch. Het overdragen van de soevereiniteit van het land naar een vreemde mogendheid is een enorm zwaar delict. Het is landverraad. Een land kan alleen bestaan als het zelfbeschikking heeft. Deze was ten grabbel gegooid voor een achterhaald ideaal.

Dat er toen geen opstand, of revolutie uitbrak, had mede te maken met de tamelijk makke opstelling van de media: immers, ook daar zaten vrienden van de jaren zestig. Men sloot de ogen voor zo’n ondemocratisch en gevaarlijk staatsspel, want het was voor Het Goede Doel: de EU. Waar idealen dogma’s worden en elke realistische kritiek een taboe.

Lees deze uitstekende column verder op de Vierkrant >>>