De maatschappij is al een generatie verder dan het old school establishment

Eind jaren zestig kwam een nieuwe, bevlogen generatie op. Een progressieve generatie die wilde afrekenen met de gevestigde orde. De gevestigde orde had teveel macht en was het gevoel met wat er in de samenleving speelde allang kwijt. Men hield vast aan oude tradities en normen en hield de macht bij zich. De nieuwe generatie wilde meer zeggenschap voor het volk, was voor een multiculturele samenleving, wilde meer Europese eenheid, wilde meer solidariteit afdwingen, wilde meer transparantie in de democratie en men was vastberaden de scheve verhouding tussen kapitaal en arbeid rechttrekken.

En deze revolutie lukte ze. De babyboomgeneratie zorgde goed voor zichzelf en voor hun achterban: een (onbetaalbare) verzorgingsstaat werd opgericht. Bovenal: men greep posities in overheidsbesturen, publieke sectoren en media.

Inmiddels zijn we vijftig jaar verder. De tijden zijn veranderd. Een nieuwe generatie – laten we ze Nieuw Realisme noemen – ziet een gecorrumpeerde bestuurslaag die idealen en het eigen belang boven de realiteit en boven het landsbelang stelt. Sommige idealen zijn bereikt. Anderen hebben desastreuse gevolgen gehad. De multiculturele samenleving is een faal. Polderprivatiseringen hebben zorg onbetaalbaar gemaakt. Progressieve bestuurders van destijds zijn de conservatieve machthebbers van vandaag. Hun idealen passen niet meer bij deze tijd. Visie ontbreekt. En de democratie werkt nog nauwelijks.

Vijftien jaar geleden ontstonden de eerste scheuren: de Nederlandse burger keerde zich al af van de polderpolitiek. Aan het begin van deze nieuwe eeuw gaven de Nederlanders al de eerste signalen af door bijvoorbeeld op Pim Fortuyn te stemmen. Niet dat ze het altijd met hem eens waren. Maar het werd tijd voor verandering. Het was een signaal. Er broeide iets. Een veenbrandje.

In 2005 was Nederland helder. Mede dankzij de inspanningen van D66 kwam er terecht een referendum over Europa. Maar de uitslag was een shock voor bestuurlijk Nederland, dat zich persoonlijk en idealistisch een toekomst in de EU zag: Het volk zei: “wij wensen onze soevereiniteit niet aan Europa over te dragen”. Nederland is een onderdeel van Europa. Wij bestaan bij de gratie van onze handel met Europa. Maar je soevereiniteit overdragen aan een EU dat een beperkt democratisch gehalte heeft, dat willen we niet.

Daarna volgde het kritische moment dat voor iedere Nederlander duidelijk werd dat de Nederlandse politiek, de nieuwe ‘progressieve’ elite, helemaal niet zo democratisch ingesteld was als men deed voorkomen. Als de feiten je niet bevallen, verander je de definities: Kabinet Balkenende sjoemelde Nederland alsnog de Europese Grondwet in, door het een Verdrag te noemen en er een volkslied uit te slopen. Keihard tegen de wens van een ruime meerderheid van het volk. Ongehoord. Schandalig. Hautain. Ondemocratisch. Het overdragen van de soevereiniteit van het land naar een vreemde mogendheid is een enorm zwaar delict. Het is landverraad. Een land kan alleen bestaan als het zelfbeschikking heeft. Deze was ten grabbel gegooid voor een achterhaald ideaal.

Dat er toen geen opstand, of revolutie uitbrak, had mede te maken met de tamelijk makke opstelling van de media: immers, ook daar zaten vrienden van de jaren zestig. Men sloot de ogen voor zo’n ondemocratisch en gevaarlijk staatsspel, want het was voor Het Goede Doel: de EU. Waar idealen dogma’s worden en elke realistische kritiek een taboe.

Lees deze uitstekende column verder op de Vierkrant >>>