De democratie in Europa wordt volgens Ewald Engelen al vele jaren met voeten getreden. Met de huidige Griekse crisis is een voorlopig dieptepunt bereikt en dat brengt de nodige risico’s met zich mee. ‘Voor je het weet creëer je martelaren van de democratie.’
Met het Dictaat van Athene bestaat er geen twijfel meer over het ware doel van het Europese project. De transformatie van nationale democratieën in oligarchische technocratieën, teneinde de neoliberale droom van de European Roundtable of Industrialists uit de vroege jaren tachtig eindelijk te kunnen voltooien: totale mobilisatie voor de export.
Argwanende zielen hadden het al eerder door. Begin jaren negentig bijvoorbeeld, met de introductie van de Interne Markt, die de Europese gemeenschap transformeerde tot een paradijs voor loonkostenarbitreurs en laagopgeleide Nederlanders voor het eerst confronteerde met wat het betekende om te moeten concurreren met veel goedkopere Grieken, Portugezen en Spanjaarden. Of eind jaren negentig, toen de Europese elite aanstuurde op een monetaire unie tussen landen met uiteenlopende verdiencapaciteiten, geschiedenissen en culturen. Of in 2005, toen het afgewezen gedrocht van een Europese Constititutie via de achterdeur alsnog werd ingevoerd.
Of in 2010, toen Merkel de Griekse en Italiaanse democratische mandaten met voeten trad door er twee meegaande vazallen te parachuteren, die moesten uitvoeren wat gekozen regeringen weigerden te doen: het afbreken van sociale grondrechten. Of in 2012, toen Brusselse technocraten in samenspraak met gekozen regeringsleiders buiten het zicht van nationale parlementen een begrotingsgevangenis optuigden die tekorten ongrondwettelijk maakte en daarmee de beleidsruimte voor toekomstige regeringen beperkte tot wat volgens de neoliberale leer acceptabel was.
Of in 2013 toen de Raad van State een onthutsende ‘Voorlichting’ publiceerde waarin dit gezaghebbende college van staat haar grote zorgen uitsprak over de gevolgen voor de Nederlandse beleidssoevereiniteit van het zogenaamde ‘Europese semester’, dat begin en eind van de Nederlandse begrotingscyclus naar Brussel verschoof – en waar in de Tweede Kamer vervolgens geen haan naar kraaide.
Werden de eerste stappen naar technocratië nog verguld met gloedvolle verhalen van voorspoed, vrede en democratie, sinds 2010 wordt de ene Ausnahmezustand aan de andere geregen om nieuwe schreden op het pad naar voltooiing van de Unie te kunnen zetten zonder te worden gedwarsboomd door onwillige kiezers, opgezweept door wat sinds de crisis populistische rattenvangers heten. Ik gebruik hier met opzet het Duits. Want wat er de afgelopen jaren in Brussel is gebeurd, lijkt zo van de nationaal-socialistische rechtsfilosoof Carl Schmitt te zijn afgekeken.