Nederland stevent af op een afwijzing van het associatieverdrag met Oekraïne. Op een maand van het referendum staat het nee-kamp op een riante en groeiende voorsprong ten opzichte van het ja-kamp: 57 tegenover 43 procent.
Dat blijkt uit een deze maand gehouden representatieve peiling van onderzoeksbureau I&O Research in samenwerking met de Volkskrant onder ruim 2.500 Nederlanders.
Opvallend is dat de motieven van beide kampen zich steeds duidelijker aftekenen. Bij de tegenstanders verbreidt zich vooral de overtuiging dat het akkoord met Oekraïne het voorportaal is voor lidmaatschap en dat dat niet deugt, omdat Oekraïne een corrupt land is.
‘Dat duidt erop dat het alleen maar moeilijker wordt mensen nog tot een andere overtuiging te bewegen’, zegt I&O-onderzoeker Peter Kanne.
Liefst 73 procent van de nee-stemmers meent dat een EU-lidmaatschap van Oekraïne eraan komt, ook al staat dit niet in het verdrag. Dat Europese regeringen, waaronder die van Nederland, bezweren dat dit niet het geval is, maakt geen indruk, zelfs niet op 34 procent van de voorstemmers.
Ook de stelling van het ja-kamp dat door het verdrag juist de corruptie in Oekraïne beter kan worden bestreden, wordt door een breed front niet geloofd: maar 40 procent van de voorstanders en slechts 5 procent van de tegenstanders geloven daarin.
In de voorbije maand is het aantal kiezers dat het nog niet weet gedaald tot 23 procent, maar daar heeft het ja-kamp niet van weten te profiteren. ‘De gedachte die in het ja-kamp leefde, was dat het wel goed zou komen wanneer het verdrag maar goed wordt uitgelegd. Dat klopt niet’, stelt Kanne. De niet meer zwevende kiezers verdelen zich gelijkelijk over het ja-kamp en het nee-kamp.