Dijsselbloem zet nationale democratie op een zijspoor

In zijn programma voor de Eurogroep pleit Jeroen Dijsselbloem voor Brusselse planbureaus die de nationale politiek mogen vertellen wat wel en niet mag.

Schrijver Milan Kundera onderscheidde twee typen provincialisme. Het grote-landen-provincialisme bestaat eruit dat men weinig oog heeft voor wat van buiten komt, het eigene is genoeg. Het provincialisme van een klein land daarentegen, gaat juist uit van een grote waardering voor de buitenwereld. Een wereld die desalniettemin gezien wordt als vreemd en onbereikbaar. Vandaar de neiging van een kleine natie om haar belangrijke figuren te omhelzen, want deze verschaffen haar trots en houvast.

Kundera had het over schrijvers, maar ook voor politici gaat het op.

De herverkiezing van Jeroen Dijsselbloem tot Eurogroepvoorzitter leidde tot trotse reacties in de vaderlandse pers. ‘Geduldig als een os‘, kopte de Volkskrant. De reportage in deze krant over de benoeming repte met nauwelijks ingehouden enthousiasme over ‘de dominantie van Holland’ en ging vergezeld van een reusachtige foto van een koel kijkende Dijsselbloem die hoog uittorende boven zijn Europese collega-politici.

Kundera indachtig is het enthousiasme voorstelbaar. Het staat echter een inhoudelijke reflectie in de weg.

Feitelijk is in 2010 niet Griekenland gered maar de private crediteuren – van Deutsche Bank tot ING. De trojka opereerde daarbij volgens het mechanisme van een incassobureau. Het nam de vorderingen op Griekenland over. Sindsdien probeert het de rekening op Griekenland te verhalen. De staat heeft daarbij middelen ter beschikking die banken niet eens hebben; de ultieme dreiging is dat de Europese Centrale Bank het Griekse bankenstelsel opblaast.

Lees verder op de Volkskrant >>>