Dat Griekenland een inefficiënt, corrupt land is, maakt gastauteur Anton van de Haar overtuigend duidelijk. De banken werden dan ook gered, maar niet de Grieken. Die moeten zichzelf redden – en wel nú. Hoe? Door te hervormen.
Griekenland en de eurozone zijn in een spagaat terecht gekomen. De Grieken hebben er een potje van gemaakt. Maar ook de eurozone heeft grote fouten gemaakt. Met als gevolg een gepolariseerde situatie, waarin Syriza boven is komen drijven, met een plan dat vooralsnog geen zoden aan de dijk zet. Een korte analyse van hoe het zover kon komen en van wat we daaraan zouden kunnen doen.
In 2011 scheef de overigens tamelijk rechts georiënteerde Griekse journalist Takis Michas een ontnuchterend artikel over de wortels van de Griekse schuldencrisis, Putting politics above markets: Historical background to the Greek debt crisis.
In dat artikel wordt een beeld geschetst van de Griekse samenleving als een systeem waarin het staatsbestuur en haar bondgenoten de staat beschouwen als hun persoonlijke eigendom en haar gebruiken voor persoonlijke verrijking. In dat systeem is de staat verworden tot een instrument voor het genereren en verdelen van winsten onder politici, ambtenaren en gelieerde burgers, bedrijven en andere organisaties (rent-seeking), een praktijk die in Griekenland ‘rousfeti’ wordt genoemd.
Michas onderscheidt drie mechanismen die worden gebruikt om dergelijke winsten te genereren: het aan gelieerde burgers verstrekken van banen in de publieke sector, het opleggen van wetgeving die is bedoeld om concurrentie in te perken, en het opleggen van heffingen op transacties. Volgens Michas had in 2010 circa een kwart van de Griekse beroepsbevolking een baan betaald door de staat. En zo’n baan, zo stelt Michas, wordt in Griekenland niet noodzakelijk beschouwd als een inspanningsverplichting. Bovendien vinden ambtelijke promoties in Griekenland in de regel plaats op basis van politieke connecties en anciënniteit, en niet op basis van individuele prestaties.
Al met al is de Griekse bureaucratie inefficiënt als het gaat om de verlening van diensten aan burgers en bedrijven. Maar dat geldt niet, zo stelt Michas, voor wat betreft het produceren van wet- en regelgeving waarmee ze haar eigen positie kan handhaven. Er zijn volgens hem sinds 1974 in Griekenland meer dan 100.000 wetten en regels ingevoerd, wat neerkomt op ongeveer acht per dag.
Een belangrijk doel van al die wetten en regels is het tegengaan van concurrentie. Dat wordt onder meer bereikt door het oprichten van een nieuw bedrijf heel duur te maken (in 2010 becijferde de Wereldbank dat dit in Griekenland ongeveer 3.100 dollar kost), door heel strenge vestigingseisen te stellen en door op grote schaal minimumtarieven voor te schrijven die het nieuwkomers moeilijk maken om zich via prijsconcurrentie een positie te verwerven.