Grieks cliëntelisme maakt meer kapot dan Europa lief is

Griekenland heeft evenals andere Zuid-Europese landen trekken van een clientèlestaat. Het ‘voor wat hoort wat’-principe leidt er een hardnekkig leven, het zit in de samenleving ingebakken.

De analyse van Dimitris Pavlopoulos over het slecht bestuurde Griekenland lijkt helder en het zou daarmee een opbouwend element in de discussie omtrent de toekomst van Griekenland en de Europese Unie kunnen zijn. Toch is het artikel geen echte analyse. Het beschrijft wat er mis is aan Griekenland, en het wijst in algemene zin een dader aan: ‘de Griekse elite’ die zelfs nog rijker zou zijn dan voor de crisis. Een uitleg van wie de elite is en hoe ze aan de macht weet te blijven, ondanks het zichtbare falen van de Griekse politiek, ontbreekt. En qua oplossingen staat er niet meer in dan dat Europa van koers moet veranderen.

Griekenland wordt niet geholpen met alleen een andere koers van Europa. Griekenland heeft evenals andere Zuid-Europese landen trekken van een clientèlestaat. Het ‘voor wat hoort wat’-principe leidt er een hardnekkig leven, het zit in de samenleving ingebakken. Het is daarmee een spiegelbeeld van die landen in Europa waar het basisstreven bij burgers is om zelf verantwoordelijkheid te nemen en om aan de eigen ontwikkeling te werken, bijvoorbeeld op het terrein van onderwijs.

Doordat de politiek en daarmee het verdelen van banen en andere voorrechten er gekoppeld is aan het hebben en onderhouden van netwerken, is er voor de gemiddelde burger geen alternatief voor het mee doen aan het spel. Jij wilt immers ook elektriciteit, een bouwvergunning of een baan. Verkiezingen zijn dus weinig anders dan het vaststellen welke machthebber (patroon) de grootste netwerken heeft en wie vervolgens de grootste greep uit de kas kan doen. Burgers kiezen uit zelfbescherming voor de winnaars. De winnaars zijn per definitie de bestaande elites, die moeiteloos hun achterban aan zich blijven binden.

Lees dit artikel van Jan ten Brummelhuis verder op de Volkskrant