Laat ik het nieuwe jaar met een schone lei beginnen door eens te kijken waar ik in 2014 de plank heb misgeslagen. Zoals de stelligheid waarmee ik altijd beweer dat de Europese Unie onomkeerbaar is. “Er stappen echt geen landen uit.” “De euro blijft, ondanks al het gemopper en gezeur.” Dat soort beweringen.
Nu denk ik dat ik ongelijk heb. Na de onthulling in Der Spiegel dat de Duitse minister van financiën zich niet langer zorgen maakt over de gevolgen van het vertrek van Griekenland uit de euro, voltrekt zich volgens mij de grote omslag die ik zelf niet voor mogelijk heb gehouden. Angela Merkel sprak een verandering van het Duitse standpunt tegen, maar ik geloof Der Spiegel.
Het tweede teken aan de wand is het plan van Mario Dragi’s Europese Centrale Bank om staatsobligaties te gaan opkopen om de economieën te stimuleren. De Financial Times kwam met een meedogenloze analyse, die kort gezegd hierop neerkomt: het is te weinig en het helpt niet. Bovendien ziet het ernaar uit dat Duitsland, dat als grootste economie een cruciale rol speelt, niet – of niet volledig – gaat meewerken aan Dragi’s plan.
Het wordt steeds duidelijker dat de euro op drijfzand rust. Het handhaven van de gezamenlijke munt is misschien meer een emotionele of politieke kwestie geworden dan een economische, en in 2015 moeten we de vraag omdraaien: waarom doen we al die moeite om de euro overeind te houden? Doorgaan, alleen om door te gaan, is geen goed beleid.