De belofte van Mario Draghi, president van de Europese Centrale Bank, om te doen “whatever it takes” in juli 2012 kwam als een volslagen verrassing. Zelfs voor veel andere bestuursleden van de ECB. Naar verluidt had Draghi vooraf politieke rugdekking bij bondskanselier Angela Merkel gezocht.
Heel blij maakte Draghi de hardliners binnen de ECB er niet mee. Maar op de Duitse centrale bankier Jens Weidmann na kon iedereen uiteindelijk leven met het opkoopplan dat de resultante was van deze belofte om de euro te redden. Dit plan, OMT genaamd, kende namelijk een belangrijke conditie. De ECB zou alleen landen gaan helpen die zich onder de knoet van de trojka zouden houden.
Nu er weer zo’n majeur plan op stapel staat, is de situatie een geheel andere. De ECB gaat in de komende maanden een knoop doorhakken over een nieuw opkoopprogramma, deze keer luisterend naar de sexy naam QE. En deze keer is het allerminst een verrassing. De financiële markten dringen er namelijk al lang op aan dat de ECB voluit staatsleningen gaat kopen en de ECB-bestuurders discussiëren er publiekelijk over.
Ondanks verzet van een stevige minderheid (naar verluidt zijn 8 van de 24 bestuurders faliekant tegen) voeren Draghi en enkele van zijn medestanders de druk steeds verderop. Vicepresident Vítor Constancio ging afgelopen week zelfs zo ver dat hij het moment van besluitvorming alvast aankondigde: eerste kwartaal 2015.
En Constancio deed nog iets listigs.