Democratisch ‘hoogland’: het Schotse referendum

Krijgen de Schotten een eigen, onafhankelijke staat of blijven zij deel van het Verenigd Koninkrijk? Over ruim drie weken mogen alle kiesgerechtigde burgers in Schotland zich hierover uitspreken. Wat de uitkomst ook zal zijn, de belangstelling onder de kiezers voor de vraag ‘onafhankelijk of niet?’ is enorm. Dat èn het feit dat het de burgers zijn die de vraag mogen beantwoorden, is een hoog democratisch goed. In de meeste EU-lidstaten krijgen de burgers de kans niet om zich uit te spreken over de vraag of zij wel bij de EU willen blijven.

Volgens een opiniepeiling zouden de Schotten met hun portemonnee gaan stemmen. Wanneer zijn we financieel beter af: zelfstandig of als onderdeel van het Verenigd Koninkrijk? Voor- en tegenstanders claimen dat alleen hún keuze meer welvaart oplevert. Beide claims zijn niet hard te maken. Wat de voorstanders van eenheid ook beweren, uittreding zal heus geen rampspoed brengen. Singapore werd ook bepaald niet in armoede gedompeld toen het zich in 1965 van Maleisië afscheidde. Maar de claim van voorstanders van afscheiding dat Schotland rijker zal worden als het de inkomsten uit de Noordzeeolie zelf kan behouden, is even wankel. Die olie raakt ooit op en dan is het de vraag of Schotland concurrerend is. Dat Schotten nu verhoudingsgewijs vaker dan andere Britten steun trekken, duidt daar niet direct op.

Niet economische maar emotionele argumenten zullen de doorslag geven. Daar is niets mis mee. Zo’n twintig jaar geleden zag toenmalig PvdA-fractieleider Wöltgens Nederland als een zeventiende Duitse deelstaat. Een voorstel ons land formeel tot Duitse deelstaat te maken zou, zelfs als het ons aantoonbaar rijker zou maken, in een referendum kansloos zijn. Bepalend is immers dat Nederlanders vanwege hun eigen taal, geschiedenis en cultuur geen Duitsers willen zijn. Zelfs een handeldrijvend volk als het onze zal zijn zelfstandigheid niet voor een paar zilverlingen verkopen.

Lees deze column door Patrick van Schie verder op Trouw