De naïviteit van Europa’s open grenzen

Pleidooien voor open grenzen berusten op drogredeneringen. En angst voor de desintegratie van Europa is een goede raadgever.

Een parlementaire delegatie bezocht in 1973 China. Tijdens de ontvangst door premier Zhou Enlai, legde D66-leider Hans van Mierlo uit wat zijn ‘Die-Sikstie-Siks’ was, en hoe belangrijk mensenrechten waren, en de mogelijkheid om ‘uit te reizen’. “Grenzen openen?”, reageerde Zhou, “hoeveel wilt u er meenemen? Driehonderd miljoen? Vierhonderd miljoen?” De oud-PvdA-minister die me dit verhaal vertelde, moest er weer smakelijk om lachen, ook om de stilte die toen volgde bij de leider van Die-Sikstie-Siks.

Leiders als Stalin, Mao en Pol Pot hadden twee visies. De ene ging over hoe ze aan de macht konden komen en blijven. De andere over hoe hun land eruit moest zien. Op de weg ernaartoe keken ze niet op één, twee of tien miljoen mensen die als obstakels uit de weg geruimd dienden te worden. Het huidige Midden-Oosten en Afrika kent nog veel van dit soort leiders, niet alleen in Syrië en Eritrea. Ook de Turkse leider Erdogan schuift met vluchtelingen zoals een croupier in een casino met zijn harkje de fiches van hier naar daar duwt.

Wanneer is een land vol? Toen Pim Fortuyn begin 2002 zei dat Nederland vol was, werd hij uit Leefbaar Nederland gezet. Hij zei daarna dat Nederland ‘eh, een beetje druk’ werd. Columnist Jan Blokker relativeerde toen het begrip ‘vol’. Als je de hele wereldbevolking, toen 6 miljard mensen, allemaal schouder-aan-schouder zette, kin tegen nek, dan pasten ze volgens zijn berekening allemaal in de Noordoostpolder. Dat heb ik onthouden, omdat ik in die polder ben geboren en wat getallen omtrent die polder ken – oppervlakte, grootte boerderijen, afstanden langs al die rechte populierenwegen – en ook iets weet van de toekomstvisie die aan dit tekentafelproject ten grondslag lag.

De halve eeuw van wilde kolonisatie, zoals de Haarlemmermeerpolder die had gekend in de 19de eeuw, wilde men overslaan. Zorgvuldige selectie van de bewoners – boeren, arbeiders, middenstanders, onderwijzers en zo meer – zou in één keer een goed draaiende samenleving bewerkstelligen. De NOP moest ‘BVN’ worden, het Beste Van Nederland: een geografische en religieuze afspiegeling van Nederland, maar wel met de geschiktste katholieken uit Twente, gereformeerden uit Zeeland, of de Friezen die, zoals dat toen heette, ‘niks’ waren.

Toen die tekentafelkolonisatie na 1945 op gang kwam, stond bij de zuidelijke toegang, de Ramspolbrug, een groot bord in de berm met de oeroude tegeltjeswijsheid: ‘Wie hier niet tevreden binnenhuppelt, wordt er een, twee, drie weer uitgeknuppeld!’ Dat bord werd na een tijdje weggehaald, want dat knuppelen, dat klonk na de Bezetting toch wat naar.

Heeft dit staaltje van social engineering een ideale samenleving opgeleverd? Niet echt. Na ‘De Ramp’ in 1953 moesten veel Zeeuwse boeren – vluchtelingen – worden ondergebracht, wat de afspiegeling al verstoorde. En later deed ‘de geschiedenis’ zijn werk: automatisering maakte veel arbeiders overbodig, jongeren die goed konden leren trokken weg, er kwamen mensen uit de achterstandswijken in het Westen, wegens de lage huren.

Tussen 1945 en zeg 1970 was die samenleving tamelijk harmonieus: je groette elkaar, al waren op verjaardagen de buren minder welkom dan de gelijkgezinden uit de eigen streek van herkomst. En na het pensioen trok menig kolonist terug naar de geboortegrond.

Conclusie: een gedeelde toekomstvisie is de belangrijkste factor om een samenleving braaf, burgerlijk, vreedzaam en optimistisch te houden. En het is in een periode van groei gemakkelijker dan tijdens krimp om elkaar de ruimte te gunnen. Fysieke ruimte was in de NOP ruimschoots aanwezig: voor elke inwoner omgerekend 0,4 vierkante kilometer. Nu Nederland ruim 17 miljoen inwoners telt, is dat 250 keer zoveel: 500 op elke vierkante kilometer.

Lees dit essay van Henri Beunders verder op Trouw