Een column met een luchtje, dat schreef René Cuperus vanmorgen in de Volkskrant. De geur van feromonen, van agressie en van aankomend onweer. Onweer in Europa. Of beter: onweer in de Europese Unie, waar in natiestaten als Frankrijk en Denemarken de geur van schaamte hangt, schaamte voor hun eigen electoraat, dat in groten getale op Eurosceptische partijen stemde. Waar in Duitsland de zweterige kaaslucht hangt van iemand die een ontkenning bij elkaar liegt van wat hij onder zijn neus ziet gebeuren: verharding op links en verharding op rechts, met gemene delers in wederzijdse woede. Ook in Nederland hangt vooral sinds “Lissabon” de geur van bloedende neuzen. En maar doodgemoedereerd doordenderen met bodemloos beleid. Sociale denivellering in zorg, in onderwijs en op de arbeidsmarkt, vermomd onder een deken van nivellering en betaald met lastenverzwaringen, accijnzen en belastingen, breken het vertrouwen in de Staat verder af en de kloof tussen burger en beleid verder open. René Cuperus schreef het binnen de kaders van het Goed Volk, want hij beperkte zich tot de broeiende conflictsituatie tussen Europa en de Russische buitenwacht, tussen hoog en laag sociaal, tussen arm en rijk, tussen succes en de eeuwige achterblijvers.