Geef ons postpopulistisch leiderschap

Vorige week was de week van de ‘demofobie’, de angst voor het volk. In de Tweede Kamer werd het referendum afgeschoten. Na achttien jaar parlementaire behandeling. Partijen die ooit initiatiefnemer van het correctief referendum waren geweest, waren inmiddels door hun leden teruggefloten. Zie D66, GroenLinks en de PvdA.

Deze referendumdraai is een teken des tijds. Progressieve partijen bleken voorstander van referenda toen de tijdgeest links en progressief was. Maar nu de tijdgeest nationalisme en populisme ademt, weet men niet hoe snel men van die referenda af moet komen.

Laatste kans voor kabinetsleden PvdA

Er zijn van die zondagen waarop ik me afvraag: beseffen de kabinetsleden van de PvdA eigenlijk wel dat dit het laatste kabinet van de 21ste eeuw is waarin de PvdA zo’n enorme hoeveelheid bewindslieden levert? Zoveel zullen ze er nooit meer krijgen. Je hoeft geen Nostradamus te zijn om te voorspellen dat politieke partijen een paar forse stappen terug zullen moeten doen. Helemaal de PvdA. Je kunt er vergif op innemen dat Nederland de komende tientallen jaren zal worden geregeerd door vijfpartijen-kabinetten, zevenpartijen-kabinetten, nationale regeringen, partijloze regeringen, en wat al niet.

De tijd van heel grote partijen lijkt ten einde, zeker die van de ooit oppermachtige christen-democratische en sociaal-democratische volkspartijen, steunberen van ons samenlevingsmodel in de vorige eeuw. Het politieke landschap verandert razendsnel: van een bevroren ijsmassa in een door eb en vloed geteisterde moerasdelta.

De PvdA is bezig het allerlaatste record ‘heel veel PvdA-ers in een kabinet’ te vestigen. Maar je hebt niet echt het idee dat al die PvdA-ministers en staatssecretarissen dit door hebben. Laat staan dat ze ernaar handelen. Je zou denken dat de houding er een zou zijn van ‘de dood of de gladiolen’. Of: ‘We gaan nog één keer schitteren. We laten Nederland nog één keer een poepie ruiken en laten zien hoe bepalend het sociaal-democratische gedachtengoed is geweest voor het land dat Nederland geworden is.’ Zie ik het niet, of is het er niet?

Ik kan me enorm vergissen, maar op een enkele uitzondering na, tref je dit urgentiegevoel van ‘nu of nooit’ toch nauwelijks aan. Dat zullen ze vast allemaal opsparen voor de volgende verkiezingscampagne, maar dan hebben ze niet begrepen dat creatief en gedurfd regeren de enige ware politieke campagne is.

Lees deze column van René Cuperus verder op de Volkskrant

Hoogopgeleiden houden er een vals zelfbeeld op na

NRC Handelsblad heeft er weinig van begrepen. Het verdedigt de privileges van zijn cliëntèle van hoogopgeleiden alsof er niets aan de hand is. In zijn hoofdartikel van zaterdag reageerde de krant über-laconiek op het vorige week gepresenteerde rapport Gescheiden Werelden? van de Haagse onderzoeksinstituten WRR en SCP.

Dat rapport vertelt een alarmerend verhaal. Nederland dreigt een meritocratische standensamenleving te worden. Met een harde scheidslijn tussen hogeropgeleiden en lageropgeleiden. Die twee groepen hebben steeds minder met elkaar. Minder contact en minder respect. Maatschappelijke ontmoetingsplekken zijn weggevallen. En er is sprake van wederzijdse vermijding. Vooral hogeropgeleiden hebben de neiging zich in eigen kring op te sluiten. Vanuit de eigen biotoop kijken ze neer op de lageropgeleiden. Ze minachten hun humor, smaak en politieke opvattingen.

Tussen academische professionals en laagopgeleiden wordt vooral gebotst rond, wat men noemt, globaliseringskwesties, zoals open grenzen, immigratie en de Europese eenwording. Hier staan de twee sociaal-culturele ‘families’ tegenover elkaar. Hoogopgeleiden heten meer ‘kosmopolitisch’ en ‘universalistisch’ te zijn, laagopgeleiden meer ‘nationalistisch’ en ‘particularistisch’. En de eerste groep beschikt over veel meer politiek vertrouwen en financieel en cultureel kapitaal dan de andere.

Volgens de NRC – nog net iets meer het exclusieve cluborgaan van Hoogopgeleid Nederland dan onze eigen Volkskrant – is dit allemaal niet erg. ‘Standsverschil valt niet te verhelpen, niks aan te doen. Wat is nu precies het probleem? Mensen zitten op verschillende golflengtes’, so what? Aldus wuift de zelftevreden avondkrant een rapport weg, dat een achtergrondverklaring geeft voor de populistische opstand die overal in Europa woedt, en voor de sfeer van angst en ressentiment die de samenleving verzuurt.

Lees deze column van René Cuperus verder op de Volkskrant

Interbellum!

Een column met een luchtje, dat schreef René Cuperus vanmorgen in de Volkskrant. De geur van feromonen, van agressie en van aankomend onweer. Onweer in Europa. Of beter: onweer in de Europese Unie, waar in natiestaten als Frankrijk en Denemarken de geur van schaamte hangt, schaamte voor hun eigen electoraat, dat in groten getale op Eurosceptische partijen stemde. Waar in Duitsland de zweterige kaaslucht hangt van iemand die een ontkenning bij elkaar liegt van wat hij onder zijn neus ziet gebeuren: verharding op links en verharding op rechts, met gemene delers in wederzijdse woede. Ook in Nederland hangt vooral sinds “Lissabon” de geur van bloedende neuzen. En maar doodgemoedereerd doordenderen met bodemloos beleid. Sociale denivellering in zorg, in onderwijs en op de arbeidsmarkt, vermomd onder een deken van nivellering en betaald met lastenverzwaringen, accijnzen en belastingen, breken het vertrouwen in de Staat verder af en de kloof tussen burger en beleid verder open. René Cuperus schreef het binnen de kaders van het Goed Volk, want hij beperkte zich tot de broeiende conflictsituatie tussen Europa en de Russische buitenwacht, tussen hoog en laag sociaal, tussen arm en rijk, tussen succes en de eeuwige achterblijvers.

Lees verder op GeenStijl

Het niveau van het Songfestival is zo laag dat het om ‘meer Europa’ vraagt

De Songfestival-liedjes kunnen niet aan de lidstaten worden overgelaten: ‘Ontwerpt een Muzikale Unie, en componeert zelf een lied.’

Werkt het Eurovisie Songfestival Europese verbroedering in de hand, of leidt het juist tot een platte herbevestiging van nationale en culturele stereotypen?

Ik ben daar ook na afgelopen zaterdagavond, de avond waarop Nederland door een Vrouw met Baard werd verslagen, maar prachtig tweede werd met een goed gezongen liedje te midden van heel veel abominabel gezongen liedjes, nog niet achter. Het is geen onbelangrijke vraag, omdat de Europese demos, het fictieve Europese volk, zelden zo bij elkaar zit als bij het Eurovisie Songfestival.

Wat te denken van een mevrouw uit Azerbeidzjan, die voordat ze haar ’twelve points’ doorgaf, riep: ‘We are all one big European family now’. Je kunt veel van Azerbeidzjan zeggen, maar niet dat het uitblinkt in Europeesheid. Ver weg gelegen in Centraal-Azië, gaf het corrupte olieland vooral punten aan zijn niet-Europese buurlanden. Aan Rusland vooral. En als ik het mij goed herinner, geen punten voor Conchita Wurst, de bebaarde drag queen uit Oostenrijk. Daarmee plaatste Azerbeidzjan zich juist buiten de tolerante, diversiteit-omarmende Europese waardengemeenschap.

Om niet geheel verklaarbare redenen sloot gans Europa deze afzichtelijke kermisact van Vrouw met Baard in haar armen om hem/haar te steunen in zijn/haar strijd, ja, voor wat eigenlijk? Dat we allemaal mogen zijn, wie we zijn? Zo lust ik er nog wel een paar (worst). Een leeg gebaar van schijntolerantie op een kitschfestival dat naarstig op zoek is naar betekenis.

Lees deze column van René Cuperus verder op de Volkskrant