Hoe het Griekse debacle de Spaanse politiek beïnvloedt

Met Griekenland wil de eurogroep een voorbeeld stellen voor Spanje, waar protestpartij Podemos de laatste verkiezingen grote winst boekte. Hoe leeft deze gedachte in Spanje? Trekken ze zich iets van die dreiging aan? Gastcorrespondent Lex Rietman peilde de stemming.

De premier van Spanje geeft zelden interviews. En elke keer dat Mariano Rajoy dat doet, begrijpen we weer waarom. Aan de vooravond van het Griekse referendum van vorig weekend ging het opnieuw mis, ondanks de voorgekookte vragen van de regeringsvriendelijke tv-zender Telecinco. ‘Het is zonneklaar,’ zei de regeringsleider. ‘Als Griekenland niet betaalt, heeft het niets te zoeken in deze wereld.’

Dat was het startsein voor een tweetlawine. Twitteraars maakten grappen over Rajoy en zijn partij, die verwikkeld zijn in een onafzienbare reeks corruptiezaken. Ze herinnerden hem aan de Spaanse banken, die in 2012 hun schulden niet konden betalen.

Werden Bankia, CatalunyaBank en NovaCaixaGalicia toen gestraft voor hun wangedrag, verstoten uit de strenge maar rechtvaardige wereld van Rajoy?

Niet echt.

Ze kregen overheidsgeld toegestopt, en niet zo’n beetje ook. Zestig miljard, maar liefst 6 procent van het Spaanse bruto binnenlands product (bbp). Intussen weten we dat het overgrote deel daarvan nooit terugbetaald zal worden. Harde afspraken over terugbetaling zijn simpelweg niet gemaakt.

Ondanks de verzekering van Rajoy in 2012 dat de bankensteun de burgers ‘geen euro’ zou kosten, draaien de Spaanse burgers er uiteindelijk voor op. Zij waren onder Rajoy getuige van de zwaarste bezuinigingen op de publieke diensten die het land ooit in vredestijd had meegemaakt. Ziekenhuisafdelingen werden gesloten terwijl de wachtlijsten steeds langer werden, in het onderwijs werd de werkdruk voor de leerkrachten nog verder opgevoerd (terwijl in Spanje de vroegtijdige schoolverlating toch al een levensgroot probleem was), de universiteit werd voor steeds meer jonge Spanjaarden een onbetaalbare luxe en op het schamele vangnet voor wie geen inkomen heeft, werd rigoureus beknibbeld.

Rajoy liet het in zijn televisiepraatje niet bij deze ene uitglijder. ‘Griekenland moet hervormen om banen te scheppen en te groeien, anders zijn er geen belastinginkomsten,’ doceerde hij. Daar viel op zich weinig tegenin te brengen, hoewel je je kunt afvragen of Rajoy de meest aangewezen persoon is om de Grieken de les te lezen. De werkloosheid en de belastingfraude in Spanje zijn tenslotte bijna net zo omvangrijk als die in Griekenland.

Zijn meest kolossale blunder kwam echter in de zin erna: ‘Griekenland heeft een grote schuld, iets meer dan 90 procent van zijn bbp. Dat is alsof we in Spanje een schuld van 900 miljard zouden hebben, een astronomisch bedrag.’

De premier maakte in één zin duidelijk dat hij geen flauw benul had van de werkelijke cijfers. Geen idee van de Griekse staatsschuld (eind vorig jaar 177 procent van het bbp), en – wat zorgwekkender is voor de Spanjaarden – zelfs niet van de elementaire macro-economische cijfers van zijn eigen land.

Volgens de Spaanse centrale bank bedraagt de staatsschuld namelijk 1.048 miljard. Dat is 98 procent van het bbp. En sinds het aantreden van Rajoy (eind 2011), is de Spaanse staatsschuld razendsnel opgelopen. Het voorbije jaar kwam er zelfs een dikke 50 miljard bij. Niemand die gelooft dat Spanje dit jaar de met Brussel afgesproken begrotingsdoelstelling haalt.

Lees verder op De Correspondent >>>