Gezellig, straks krijgen we ook Albanië erbij in de euro!

De Griekse beloften in de eurocrisis blijken telkens weer dode mussen. Een munt die met dreigementen bijeen wordt gehouden, zal op enig moment uiteenspatten.

Vijf jaar geleden begon in Griekenland de eurocrisis, die sindsdien met aspirientjes en warme kruiken is onderdrukt. Sinds in januari het linkse Syriza aan de macht is, wordt om de haverklap meegedeeld dat voor dat land de deadline nadert. Er komen dan steeds halve beloften uit Athene. Even zo vaak blijken het dooie mussen.

Als de Griekse regering werkelijk het vertrouwen weet te winnen van de schuldeisers – wij, als het ware – wordt het land voor de derde keer gered. Dan gebeurt wat VVD-lijsttrekker Mark Rutte in de verkiezingscampagne van 2012 uitsloot.

Er zou geen cent meer naar de Grieken gaan, maar het werden miljarden. In de tussentijd zijn de voorwaarden voor de leningen aan Griekenland zo versoepeld dat de geleende 240 miljard feitelijk al voor 40 procent is weggestreept.

De Europese Centrale Bank (ECB) voert intussen een beleid dat niet is afgestemd op ons deel van het eurogebied, maar dat beoogt zwakke landen met hoge staatsschulden binnen de euro te houden. De rente wordt laag gehouden om een land als Italië niet in de problemen te laten komen. De stimuleringsprogramma’s van de ECB, zoals het pas gestarte programma om geld te drukken, dienen hetzelfde doel.

Nu wordt aan de ene kant valselijk beweerd dat de invoering van de euro ook voor een land als Nederland erg profijtelijk is, bijvoorbeeld omdat de export een danige impuls heeft gekregen. Dat landen die buiten de euro zijn gebleven – Groot-Brittannië, Zweden, Denemarken – daar allerminst nadeel van hebben, zegt genoeg.

Lees deze column van Syp Wynia verder op Elsevier