‘We moeten het beter uitleggen’. Voorstanders van de Europese Unie wringen zich in allerlei bochten, maar een echt antwoord hebben ze niet.
Wanneer ik spreek met voorstanders van het Europese project stel ik hen altijd de vraag: ‘wat zou iemand moeten aantonen, of wat zou er moeten gebeuren, om u van uw overtuiging af te brengen?’ De vraag komt van Karl Popper, die in het vermogen deze vraag te beantwoorden de ultieme test zag voor een rationele, wetenschappelijke benadering. Falsificatie noemde hij dat. Wie een stelling poneert – bijvoorbeeld dat Europese integratie noodzakelijk of belangrijk is – dient daarbij aan te geven wat er zou moeten worden aangetoond of gebeuren om die stelling onderuit te halen. Kan iemand dat niet, dan heeft hij geen rationele of wetenschappelijke opvatting, maar een religieuze of ideologische.
Popper wist met deze vraag het Marxisme te ontmaskeren. De gedachte dat de geschiedenis de uitdrukking is van een ‘klassenstrijd’ en dat er vroeg of laat een ‘wereldrevolutie’ zal komen, kan op geen enkele wijze worden gefalsificeerd. Het is een gesloten theorie, met een visie op het verleden (‘onderdrukking’) en een visioen van de toekomst (‘revolutie’), en niets kan die theorie doen wankelen. Het Marxisme levert een verklaring voor alles dat er kan gebeuren. Als de arbeidersklasse in opstand komt is dat een bevestiging van de marxistische theorie. Als de arbeidersklasse niet in opstand komt, dan is dat evengoed een bevestiging van de marxistische theorie. Kennelijk wordt de arbeidersklasse dan namelijk nog onderdrukt. ‘We moeten het beter uitleggen’, luidt de eenvoudige conclusie. Wat er ook gebeurt, aan het gelijk van Karl Marx hoeft nooit te worden getwijfeld.
Precies hetzelfde zien we bij het Europese idee.