Er waart een anti-democratische tendens door Nederland

Wie het in Nederland voor het zeggen heeft, is vaak wat minder enthousiast over de democratie zoals we die kennen. Progressief getinte hoogopgeleiden vinden heimelijk dat het kiesrecht moet worden voorbehouden aan wie voldoende kennis van zaken heeft.

René Cuperus, medewerker van het wetenschappelijk bureau van de PvdA, meldde in zijn column in de Volkskrant, dat hij tegenwoordig regelmatig in kringen komt waar ervoor wordt gepleit om kiezers een examen af te nemen. Alleen wie slaagt, mag stemmen. Die tendens waart al sinds de opkomst van Pim Fortuyn (2001-2002) door Nederland.

Ook in die dagen hoorde ik al her en der, vaak wat besmuikt, de suggestie dat het toch eigenlijk maar ergerlijk is, dat ook domme mensen mogen stemmen. Er sprak een onverholen afkeer uit voor de ‘gewone man’ die het in zijn hoofd had gehaald om niet meer braaf op nette partijen te stemmen, maar zich bekende tot iemand als Fortuyn, die als proto-fascist en extreem-rechtse volksmenner werd weggezet.

Het ligt gevoelig bij links en progressief Nederland, dat voorheen de arbeider zomaar het botte lef heeft om over te stappen naar alternatieve politici, die prompt als ‘extreem-rechts’ werden geëtiketteerd en aldus buiten de orde werden geplaatst.

Soms komt het naar buiten, de boosheid in progressief Nederland over de ontrouw van de lager opgeleide die niet meer in dankbaarheid opziet naar de autoriteiten van PvdA, D66 en GroenLinks. Een van de mooiste publieke uitbarstingen was van toenmalig PvdA-minister Guusje ter Horst, die na verloren Europese verkiezingen in 2009 een oproep deed aan ‘de intellectuele elite’ om in opstand te komen tegen zeurpieten en ander verwend volk dat zich tot de populisten had bekend.