Na hun toetreding tot de eurozone in 2002 kenden Griekenland, Ierland en Spanje een ongekende economische boom, die alle verwachtingen overtrof. Even spectaculair was de ineenstorting van hun economie toen de crisis van 2008 begon. De oorzaken waren snel gevonden. Vooral de luie Grieken waren kop van jut. Er is ook een ander verhaal, dat van zij die echt hebben geprofiteerd.
Luie burgers en spilzieke overheden waren de oorzaak, de enige oorzaak. De EU reageerde daar dan op als domme, misleide bureaucraten. Die gaven lukraak miljarden euros weg aan deze krankzinnige mensen, die roekeloos dat geld bleven uitgeven. Tot daar het verhaaltje. Het klinkt goed. Iedere Griek zou een schuld hebben van 900 euro bij elke Belg.
De betrokken landen moesten gered worden. Miljarden euro’s werden hen toegeschoven. Die reddingsplannen kwamen echter met strikte voorwaarden. Het feestje was immers voorbij. Sindsdien voerden deze landen alles volgens het boekje van de orthodoxe economische theorieën, van de conventionele wijsheden. Zo goed als niets is van de voorspellingen uitgekomen. Zeven jaar na het begin van de crisis staan de betrokken landen nog waar ze begonnen, of erger, zoals Griekenland.
Wat ging er aan vooraf?
Een blik achter de coulissen verduidelijkt een en ander. Eerst en vooral zit er een zware constructiefout in de eurozone. Die heeft geen enkel beschermingsmechanisme voorzien om achterlopende landen binnen de eurozone bij te staan en zo het evenwicht van de eurozone te vrijwaren. Zeer zwakke economieën met een permanent handels- en budgettair tekort werden samengeklonken met landen als Duitsland en Nederland. In plaats van hun overschotten te investeren in de zwakkere zones gebeurde het omgekeerde.
Bovendien, toen landen als Griekenland door hun lamentabele financiële toestand werden verplicht te gaan lenen, zagen heel wat banken hun kans schoon om excessieve rentes te eisen. Een hele reeks banken vonden er niets beter op om te gaan speculeren op de precaire toestand in Griekenland.
Griekenland kon die leningen niet meer afbetalen en deze banken moesten gered worden met enorme hoeveelheden belastinggeld, waarna ze met dat nieuwe geld dezelfde praktijken verder zetten. Banken kregen reddingsplannen zonder enige besparingsvoorwaarden en konden vrij beslissen wat ze met dat nieuwe geld deden. Staten kregen daarentegen reddingsplannen met strenge besparingsvoorwaarden en konden daarenboven niet vrij beslissen waar ze hun leningen aan zouden besteden.
Vooral een aantal banken in Frankrijk, Duitsland, Nederland en België profiteerden van deze gang van zaken en investeerden er op los zonder enige realistische prognose op succes. De verkregen rentes op hun leningen waren gewoon te goed om deze kansen te missen. Enkele voorbeelden.
Lees dit artikel van Lode van Oost verder op De Wereld Morgen