Rente is spelbreker voor iedereen

Martin Boerman woont in Geldrop. Hij haakt in op het artikel van Gerrit Wolbers ‘Werkenden betalen te weinig pensioenpremie’ (ED 9 juni) waarin volgens hem verkeerde conclusies worden getrokken.

Zowel de huidige als de toekomstige gepensioneerde spaart te weinig. Vergeleken met jongeren zijn ouderen bij de huidige lage rentes nog goed af. De rekening wordt doorgeschoven naar de toekomst in de hoop op betere tijden. Gerrit Wolbers trekt in zijn opinieverhaal ‘Werkenden betalen te weinig pensioenpremie’ (ED 9 juni) verkeerde conclusies, waarschijnlijk op basis van sentimenten die al enkele jaren bij een grote groep gepensioneerden leven.

Pensioen is in wezen simpel. Je bepaalt welk vermogen iemand nodig heeft om een aantal jaren van te kunnen leven, rekening houdend met aanvullende inkomsten zoals AOW. Stel dat iemand gemiddeld tien jaar na zijn pensionering leeft en elk jaar 20.000 euro pensioen nodig heeft, dan moet je 200.000 euro bij elkaar sparen. Gelukkig krijg je rente als je spaart; je hoeft dus niet, als je veertig jaar werkt, elk jaar 5.000 euro apart te leggen om die 200.000 euro te bereiken. Bij jaarlijks gemiddeld 4 procent rente heb je al snel veel minder dan de helft van dat bedrag aan inleg nodig. Belangrijke kanttekening daarbij is dat je in dit versimpelde voorbeeld niet slechts veertig jaar rente incalculeert om dat totaalbedrag aan pensioenvermogen op te bouwen, maar vijftig jaar. In de jaren na je pensionering loopt de rente nog gewoon door. De opbouw van je pensioen stopt dus niet na je pensionering.

Het voorgaande is in het kort wat pensioenfondsen doen: ze combineren verwachtingen over toekomstige geldbehoeften met verwachtingen over gemiddelde leeftijd na pensionering en verwachtingen over toekomstige rentestanden en bepalen zo welk bedrag aan pensioenpremie gespaard moet worden om dat vermogen te bereiken.

Nu mogen pensioenfondsen al geruime tijd niet meer met een rente in de orde van grootte van 4 procent rekenen. Er is dus eigenlijk van iedereen veel meer geld nodig om dat benodigde pensioenvermogen te halen. Dat geldt dus ook voor degenen die nu gepensioneerd zijn: ook voor hun pensioen is de rente voor het laatste stuk opbouw van hun pensioenvermogen er ineens niet meer. Ook hun spaarpot heeft dus een tekort, al is het tekort kleiner naarmate je ouder bent.

Wie al veertig jaar gespaard heeft met 4 procent rente en dan nog tien jaar moet sparen met 1 procent rente – in zo’n situatie verkeren de huidige gepensioneerden – is dan nog spekkoper vergeleken met degene van wie verwacht wordt dat hij in de vijftig jaar die hij nog moet sparen alleen maar mag uitgaan van 1 procent rente – en in die situatie verkeren jongeren. Zij moeten heel veel meer geld opzij leggen dan de huidige gepensioneerden in het verleden hebben gedaan om hetzelfde pensioenvermogen te bereiken. Maar als de pensioenfondsen de premie zo enorm zouden verhogen, zou bij een gelijkblijvend salaris te weinig geld overblijven om in het hier en nu van te leven. Bij dit dilemma wordt de rekening doorgeschoven naar de toekomst, in de (ijdele?) hoop dat betere tijden ooit nog wel eens zullen terugkeren; of ervan uitgaand dat wie dan leeft, dan zorgt.

Lees verder op het ED