Opkopen van staatspapier nog knap lastig

Nationale centrale banken beginnen volgende maand met het maandelijks opkopen van staatsobligaties van hun eigen overheden. Maar wie gaat die stukken eigenlijk verkopen?

In Nederland overheerst scepsis onder mogelijke verkopende partijen. ING-topman Wilfred Nagel zei meteen al dat zijn bank geen staatspapier gaat verkopen. Pensioenuitvoerder APG volgde. En nu heeft ook Rabobank zich bij deze schare critici aangesloten.

Niet alleen zeggen deze financiële partijen dat ze geen staatsobligaties gaan verkopen. Ze twijfelen ook openlijk aan het nut van de operatie, net als DNB-president Klaas Knot. „Wat betreft onze inschatting van de effectiviteit zitten we meer in het kamp-Knot dan in het kamp-Draghi”, stelde APG Asset Management. Financieel bestuurder Bert Bruggink van de Rabo zei in het FD: „Ik vind deze stap van de ECB dramatisch en steun de kritische opvattingen van Klaas Knot.”

Dat schiet niet op. De ECB koopt nu al verpakte leningen en gedekte obligaties. Door staatsobligaties hieraan toe te voegen zou de opkoopactie in totaal uit moeten komen op €60 mljard per maand. Ieder zijn deel. DNB voor bijna 6%, Bundesbank ruim 25%, Banca d’Italia voor 17,5%, Banco de España voor 12,5%.

Voor Noord-Europese instellingen lijkt verkoop echter niet heel aantrekkelijk. Banken hebben te maken met liquiditeitseisen en moeten daarom staatsobligaties aanhouden. Pensioenfondsen zouden kunnen verkopen maar weten van gekkigheid niet wat ze met de cash zouden moeten doen. Zeker niet als ze daarover een negatieve rente moeten betalen.

Dat noordelijke centrale banken daardoor hun opkoopdoelstelling niet halen, zou een voorbarige conclusie zijn. „Uiteindelijk heeft elke verkoper zijn prijs”, luidt het in ECB-kringen.

Voor Zuid-Europese instellingen is het verhaal echter heel anders.

Lees deze column Martin Visser verder op De Financiële Telegraaf