Wie TTIP zegt, zegt chloorkip, hormoonvlees en de almacht van grote Amerikaanse bedrijven. Dat is in ieder geval de associatie die velen nu bij het Trans-Atlantisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten hebben. Toch zou bijna driekwart van de Nederlanders voor het omstreden verdrag zijn. Dat is ver boven het Europees gemiddelde, dat met 58 procent een stuk lager ligt dankzij landen als Duitsland, waar nog geen 40 procent van de bevolking het gevreesde verdrag steunt. Zijn we echt ‘het braafste jongetje van de klas’, zoals datajournalist Stephan Okhuijsen twitterde?
De cijfers zijn niet nieuw. Maar volgende maand gaat de tiende onderhandelingsronde over het verdrag in, en deze week komt INTA, de commissie voor internationale handel van het Europees Parlement, bijeen om aanbevelingen voor de EU-onderhandelaars te bespreken. Dat was aanleiding voor het Twitteraccount van het Europees Parlement om onder de noemer ‘Find out how support for #TTIP varies across EU’ opnieuw het kaartje van stal te halen waarin Nederland donkergroen kleurt als een van de landen waarin de steun voor het verdrag het grootst is.
Bron is de Eurobarometer van december 2014, een halfjaarlijkse peiling onder EU-burgers over politieke en economische EU-zaken. Eigenlijk verklapt de tekst boven het kaartje al waar de vraag in de peiling echt over ging: of een vrijhandels- en investeringsverdrag tussen de EU en de VS een goed idee is. Dat is natuurlijk wel wat anders. Een handelsverdrag met de VS klinkt goed voor de economie, wie zou daar op tegen zijn?
Normaal gesproken zouden we nu de Eurobarometer uitpluizen en checken op sturende vraagstelling en representativiteit, maar dat is eigenlijk niet meer nodig. Het gaat dan wel om een ‘vrijhandels- en investeringsverdrag’ tussen de EU en de VS, trans-Atlantisch dus, maar de lettercombinatie ‘TTIP’ komt in het hele onderzoek niet voor.