Met het aanstaande Trans-Atlantisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag TTIP, dat gesloten wordt tussen o.a. de Europese Unie, de Verenigde Staten, Canada, Mexico, Tukije, Zwitserland en Noorwegen, wordt de kroon gezet op de globalisering.
Door het verdrag wordt de greep van het internationale bedrijfsleven op burgers, samenlevingen en regeringen nog groter dan nu al het geval is. De globalisering kent meer verliezers dan winnaars. Lonen en salarissen groeien nauwelijks meer. Integendeel, arbeid moet goedkoper worden om te kunnen concurreren met het buitenland. De praktijk is dat de winst door lagere arbeidskosten regelrecht in de zakken van het management en de aandeelhouders verdwijnt.
Ook de toenemende flexibilisering van arbeid en banen op uitzendbasis nemen toe. De groei van het aantal ZZP’ers, vaak ontslagen werknemers die via de achterdeur het bedrijf weer binnenkomen tegen een lagere beloning en zonder enige zekerheid, is in het voordeel van het bedrijfsleven. Arbeid wordt een slecht betaald product en dat zal door het TTIP-verdrag alleen maar erger worden.
Voorstanders van TTIP (Transatlantic Trade and Investment Partnership) zeggen dat het verdrag zal zorgen voor meer economische groei, werkgelegenheid en welvaart.Tegenstanders wijzen op het tegendeel. TTIP zal zorgen voor een verdere uitholling van de democratie. Door een vrijhandelsakkoord als TTIP zal het moeilijker worden voor regeringen om markten te reguleren in het algemeen nationaal belang. Bovendien bevat dit verdrag een regeling over ISDS (Investor State Dispute Settlements). Deze bepaling geeft bedrijven het recht schadevergoeding te eisen als wetten hun winst bedreigen. Hierdoor wordt het democratisch beginsel, dat de wetgevende bevoegdheid bij de burgers en hun verkozen vertegenwoordigers ligt, ondergraven.