Glijbaan

Het regent goed nieuws deze zomer. De hypotheekmarkt trekt aan. Er worden meer huizen verkocht. De Nederlandse economie groeit, de consument heeft weer genoeg vertrouwen om grote uitgaven te doen.

De banken lenen, de mensen besteden weer. Natuurlijk, er zijn dreigingen van buitenaf – het Oekraïense conflict kan nog steeds ontploffen, wat Tsipras gaat doen weet niemand, en gaat de Chinese aandelencrash ons meeslepen? Maar Nederland zelf, en het Westen als geheel, raakt op stoom.

Maar waar komt die stoom vandaan? De uitstaande hypotheekschuld is nu al weer een jaar aan het toenemen en staat op 636 miljard euro. Dat is ruim boven het niveau van vóór de crisis: in 2008 was het 555 miljard. Ons gezamenlijk inkomen (het bruto binnenlands product) waaruit die schuld betaald moet worden, is intussen nog altijd lager dan in 2008. Een ongemakkelijke waarheid.

Het is intussen genoegzaam bekend dat overmatige hypotheekverlening een belangrijke oorzaak van de crisis was – bijna te saai om op te schrijven. Onderzoek heeft aangetoond dat landen met meer hypotheekschuld vóór 2008 diepere en langere recessies hadden na de crisis. Des te schokkender is het dat de huidige hypotheekgroei overwegend in tegengestelde richting geïnterpreteerd wordt: als een teken van vertrouwen en herstel. Werkelijk? Het consumentenvertrouwen was ook uitstekend in de wilde jaren tot 2007. Maar duurzame groei is toch echt iets anders.

Laat ik er een ander cijfer naast zetten. De kredietverlening aan niet-financiële bedrijven in Nederland krimpt al twee jaar. Ze ligt nu met 297 miljard net onder het niveau van juli 2008, toen het driehonderd miljard was. We kunnen dus niet doen alsof aantrekkende kredietverlening goed zou zijn voor ‘de’ economie. Veel bedrijven delen niet mee in de nieuwe kredietgroei, dus over welke economie hebben we het? Je kunt het ook anders stellen. Als kredietverstrekking inderdaad een teken van vertrouwen is, waarom gaat dat dan aan ons niet-financiële bedrijfsleven voorbij?

Dit gaat niet slechts op voor Nederland. Zomaar een ander bericht: in het Verenigd Koninkrijk was de hypotheekverlening in juni op het hoogste niveau sinds juli 2008, terwijl leningen aan bedrijven krompen met ruim vijf miljard pond. En deze analyse gaat ook niet enkel over hypotheken. In fusies en overnames gaat inmiddels meer geld om dan ooit in de laatste acht jaar – inderdaad, dat brengt ons terug op het niveau van voor de crisis. Het geld dat in fusies en overnames gepompt wordt, is een belangrijke motor achter de groei van aan­delenprijzen, denken analisten. Met gezonde bedrijfsresultaten heeft het niet zo veel van doen.

Dat brengt ons bij de cruciale vraag: welke functie vervullen banken en financiële markten eigenlijk in 2015?

Lees dit artikel van Dirk Bezemer verder op De Groene >>>

DNB waarschuwt voor risico op luchtbel aandelenmarkt

Beleggers in aandelen en obligaties laten zich de laatste jaren meer beïnvloeden door het beleid van centrale banken dan door economische ontwikkelingen. Het op grote schaal laten drukken van geld jaagt de beurskoersen naar nieuwe recordhoogten. Maar die beursrecords worden niet gerechtvaardigd door de veel gematigder ontwikkelingen in de ‘echte’ economie.

Dit concludeert De Nederlandsche Bank (DNB) donderdag in een nieuwe marktanalyse op haar website. Het woord ‘zeepbel’ wordt nergens genoemd, maar DNB vestigt wel de aandacht op het feit dat de huidige relatie tussen aandelen- en obligatiekoersen erg abnormaal is. Historisch gezien bewogen deze effecten zich altijd in tegenovergestelde richting. Obligaties doen het goed als beleggers risico willen mijden, terwijl aandelen juist in waarde stijgen als beleggers méér risico willen nemen.

Maar op dit moment stijgen zowel de aandelen- als de obligatiekoersen, stelt DNB vast. Tegelijkertijd dalen de prijzen van grondstoffen al sinds 2011. De grondstoffenprijzen hebben volgens DNB ‘een sterk verband met de reële economie’. Dat geldt dus blijkbaar niet voor de prijzen van aandelen en obligaties. Met andere woorden: de huidige aandelen- en obligatiekoersen hebben weinig te maken met die ‘echte’ economie.

De oorzaak legt DNB bij de centrale banken, die sinds de kredietcrisis van 2008 biljoenen euro’s nieuw geld aan de financiële sector hebben uitgedeeld. Dit beleid van ‘kwantitatieve verruiming’ (het uitbreiden van de geldhoeveelheid in de economie) werkt dus marktverstorend. De topman van DNB, Klaas Knot, is daarom zeer kritisch over kwantitatieve verruiming. Tegen de zin van Knot en vier andere ECB-bestuurders is ook de Europese Centrale Bank in maart begonnen met grootschalige geldcreatie. De ECB gaat de komende anderhalf jaar 1,1 biljoen euro extra in omloop brengen.

Al voordat de ECB dit besluit in januari nam, wees Knot op de gevaren ervan. In het Duitse weekblad Der Spiegel distantieerde hij zich er bij voorbaat van: ‘Ik ben bang dat dit plan ongewenste bijwerkingen heeft. Ik vrees dat we met zulke interventies de prijzen van diverse beleggingen zodanig verstoren, dat deze niet meer aansluiten bij de economische werkelijkheid.’

Lees dit artikel van Yvonne Hoffs verder op de Volkskrant