Komende tijd buigt de Eerste Kamer zich over het referendum. De regering wil afschaffing, omdat het verwachtingen over politiek vertrouwen niet zou hebben waargemaakt. Vreemde redenering, zeker gezien gedrag van gezagsdragers bij het referendum in 2005, 2016 en 2018.
“Nepnieuwslawine” kopte De Telegraaf op 14 november. Het ging om een brief van minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren (D66) aan de Tweede Kamer. Daarin legde ze een verband tussen onderzoek naar buitenlandse “digitale dreiging” en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv): voor “dit onderzoek is het wettelijke kader van de Wiv noodzakelijk.”
Ollongrens alarmerende taal leek onderdeel van de campagne voor het referendum over de Wiv. Die maand leek ook CU-leider Gert-Jan Segers al op campagne. Hij reageerde fel op het voornemen van PVV-collega Geert Wilders, die ook voor de Wiv is, om zich bij een eventueel ‘nee’ neer te leggen: “De heer Wilders heeft heel wat uit te leggen als er dan toch een grote aanslag plaatsvindt.”
Bangmakerij in een referendumcampagne. Dat hebben we eerder gezien. Bijvoorbeeld bij het referendum over de goedkeuring van het associatieverdrag met Oekraïne in 2016. Europese Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker sprak de vrees uit dat afwijzing de “deur kan openen naar een grote continentale crisis” en koren op de molen was “van populisten die de EU willen opblazen.”
Bij het referendum over de Europese Grondwet in 2005 lieten ook Nederlandse gezagsdragers zich niet onbetuigd.