Nederland zakt op de wereldranglijst van de meest concurrerende landen qua onderwijsbeleid, kennisinfrastructuur en arbeidsmarktparticipatie. Het neemt nu de achtste positie in tegenover de vierde plaats vorig jaar, blijkt uit een jaarlijks onderzoek van het World Economic Forum. De onderzoekers toetsen de mate waarin 124 landen investeren in hun kennis en beroepsbevolking, en wat dat oplevert.
De daling is vooral te wijten aan het feit dat Nederlanders vanaf hun 55ste gemiddeld nog maar beperkt deelnemen aan de arbeidsmarkt. De werkloosheid is ook extreem hoog in die categorie. Daarbij komt dat werkgevers in algemene zin moeite hebben om veel functies in te vullen vanwege het relatief eenzijdige aanbod van beroepsvaardigheden. Vooral aan de technische kant is er nog altijd een blinde vlek, ondanks een recente groei van instroom bij technische scholen en universiteiten.
De Scandinavische landen hebben wat dat betreft een voorbeeldrol: Finland staat aan de top en Noorwegen staat op de tweede plaats. Die posities danken zijn aan een ‘subliem onderwijssysteem’, het gemak om hooggeschoold personeel te vinden, en de mate waarop werknemers zich gedurende hun loopbaan blijven bij- en omscholen. Zo blijven ze ook op latere leeftijd inzetbaar.
De tegenstelling met Nederland is vooral op dat punt scherp: qua participatie van 65-plussers komt het niet verder dan positie 101 op de lijst. Qua diversiteit van disciplines heeft Nederland de 40ste positie. Daar staat tegenover uitstekend voorbereidend onderwijs, en de beste geletterdheid in de categorie 15 tot 24 jaar.
Andere landen die beter dan Nederland scoren in het zogenaamde Human Capital Report zijn Zwitserland (derde plaats), en Canada, Japan, Zweden en Denemarken (posities vier tot en met zeven).