De winst op verkoop van vermogen wordt door het CBS niet als inkomen gezien. De inkomensongelijkheid in Europese landen als Zweden is radicaal hoger wanneer deze inkomenscategorie wel wordt meegerekend.
Het is een geloofsartikel van menig commentator dat de inkomensongelijkheid in Nederland niet is gestegen. ‘Kunnen economen even normaal doen? En niet zo overdrijven?’ schreef Marike Stellinga vorige maand nog in het NRC Handelsblad. ‘Groeiende inkomensongelijkheid? In Nederland is daar geen sprake van.’
Ietwat voorbarig. Want, zoals Follow the Money eerder beschreef, wordt inkomensongelijkheid in Nederland anders berekend dan in andere landen, zoals de VS. Het CBS neemt in haar inkomensdefinitie niet de gerealiseerde vermogenswinsten mee. Vermogenswinst is winst behaald op de verkoop van aandelen, obligaties, vastgoed of andere bezittingen. Dus wanneer een John de Mol en Joop van den Ende hun aandelen Endemol voor 5,5 miljard van de hand doen, dan is dit volgens het CBS geen inkomen.
De hamvraag is natuurlijk hoeveel dat uitmaakt. Zou de groei van de Nederlandse inkomensongelijkheid groter zijn als we vermogenswinst wel meenemen?
Vooralsnog kan daarvoor alleen naar het buitenland worden gekeken. Er zijn namelijk een paar landen die, in tegenstelling tot Nederland, wel gegevens produceren over vermogenswinsten. En daaruit blijkt onomstotelijk dat vermogenswinst er toe doet. Voor vrijwel alle inkomensgroepen is vermogenswinst geen belangrijke factor, behalve voor de top van de top. De Zweedse economen Daniel Waldenström en Jesper Roine constateren bijvoorbeeld dat alleen het inkomensaandeel van de rijkste 1 procent van de Zweden aanzienlijk stijgt bij het meerekenen van vermogenswinst. Voor de rest van de inkomensgroepen verandert het inkomensaandeel eigenlijk nauwelijks.
Lees dit artikel van Jesse Frederik verder op Follow the Money