Links is gek geworden

De harde opstelling van de nieuwe, linkse Griekse regering ontlokt binnen en buiten Europa enthousiaste reacties. Maar waarom zou het progressief zijn om rijke Grieken te laten sponsoren door straatarme Esten of Slovenen?

Een spook waart door Europa. Linkse en rechtse critici van de euro en de Europese Unie vinden elkaar in hun afkeer van bezuinigingen en hervormingen. Het monsterverbond vormt een mooie afspiegeling van de merkwaardige coalitie tussen Syriza en een Griekse variant van de PVV. En niet alleen vanuit Europa komt bijval. Ook in de Britse en Amerikaanse pers verschijnt het ene na het andere stuk over hoe en waarom de schuld van de Grieken moet worden kwijtgescholden.

Wat al die reacties gemeen hebben is dat ze, net als Syriza zelf, de schuld van de crisis leggen bij een buitenstaander. De trojka, de elite, het neoliberalisme, ‘Brussel’, Duitsland of uiteraard, de banken. Het is het zoveelste hoofdstuk in een langjarige reeks van blindheid, ontkenning en een niet aflatend geloof in gratis bier.

De crisis in Europa en in Griekenland begon niet in 2008, met de bankencrisis. Het startschot werd evenmin gegeven in 2010, het jaar van de eurocrisis. In Griekenland begon de crisis in 1981. In dat jaar kelderde het geboortecijfer met een enorme snelheid, naar rond de 1,35 kind per vrouw. Sinds die tijd is het op dat niveau blijven steken. Ter vergelijking: in Nederland ligt het geboortecijfer rond de 1,7. Om een bevolking op peil te houden is 2,1 nodig. Het gevolg is een massale, supersnelle vergrijzing. De jongetjes en meisjes die in 1981 besloten om geen of weinig kinderen te nemen, gaan nu, 35 jaar later, met z’n allen met pensioen. Er zijn inmiddels 2,6 miljoen gepensioneerden in Griekenland. Dat is dertig procent van de beroepsbevolking. Elk jaar komen er honderdduizend gepensioneerden bij. Opnieuw ter vergelijking: Nederland heeft nu 3,3 miljoen gepensioneerden, oftewel 23 procent van de beroepsbevolking.

Griekenland loopt dan ook leeg. Verwacht wordt dat de bevolking daalt van elf miljoen naar ruim zeven miljoen in 2050. De gemiddelde leeftijd is dan bijna vijftig jaar. En al die gepensioneerden ontvangen pensioen. En zorg. Betaald door de staat, want Griekenland kent voor het overgrote deel een staatspensioen, gebaseerd op het verdiende loon, betaald uit belastingen. Het maximale pensioen voor een Griek is 2500 euro. Dat is tweeënhalf keer zoveel als het maximale bedrag dat een Nederlander aan AOW kan ontvangen.

Je hoeft geen hoogleraar economie te zijn om te begrijpen dat dat spaak loopt. Met links of rechts heeft dit niets te maken. Een samenleving die geen kinderen krijgt, vervalt in armoede. Oud heeft het krap, omdat je zorg en pensioenen moet afknijpen. Jong is arm omdat de belastingen extreem hoog moeten zijn. En waarom zou in zo’n situatie een bedrijf investeren in Griekenland? Als afzetmarkt gaat het zeker krimpen, en voor lage lonen hoef je er ook niet te zijn: in Portugal, Slovenië, Polen en Tsjechië is arbeid goedkoper. Het plan van de Griekse regering om de minimumlonen weer te verhogen naar 750 euro helpt daarbij niet. In Portugal, de Baltische staten en Slovenië liggen ze tussen de 400 en 550 euro.

Wat doen de grootste talenten van Griekenland in zo’n situatie? Blijven zij wonen in een land dat geleidelijk op een bejaardenhuis gaat lijken en waar zij de rekening betalen? Of trekken ze weg naar groenere velden? Daarbij is vergrijzing uiteraard niet het enige probleem van Griekenland. Corruptie, cliëntelisme en hoge, jarenlang door de Griekse regering verborgen begrotingstekorten hebben de economie haar concurrentiekracht gekost. De bittere waarheid is dat Griekenland al decennia bezig is met een tergend langzame zelfmoord.

Lees deze column van Robin Fransman verder op de Groene