Ons staatsrecht begint op carnaval te lijken

Staatsrecht en democratie zijn wat de politiek ervan maakt. En die maakt er heel weinig van, menen A.Q.C. Tak en J.M.H.F. Teunissen.

Staatsrechtelijke vraagtekens werden al bij het Generaal Pardon weggewuifd door Wouter Bos, die vond dat staatsrecht alleen is wat de politiek daarvan wenst te maken. Rutte vond de titulatuur van ‘koningin’ voor Maxima geen kwestie van staatsrecht, maar alleen een aanspreektitel. Het is dus geen kwestie van staatsrecht dat in 2002 een wetsvoorstel is verworpen dat de echtgenote van de koning de titel koningin draagt (amendement-Hillen).

Blijkbaar doet het er niet meer toe dat het belangrijkste artikel in onze Grondwet van 1814 was, dat de Kroon der Nederlanden uitsluitend is en blijft opgedragen aan Willem Frederik en diens wettige nakomelingen. Noch dat niet alleen het buitenland geen verschil meer zal zien met een titel die gedragen werd door de laatste drie koninginnen en door Maxima ‘als aanspreektitel’, maar vervolgens weer door haar als staatshoofd als zij ooit zoals Emma tot regentes wordt geroepen. Deze kwestie is voor de politiek even boeiend als de titel van de zogenaamde prinsessen en koninginnen die tijdens carnaval de Limburgse wegen bevolkten.

Staatsrecht is wat de politiek ervan maakt. Zo blijkt het ineens geen staatsrecht meer, dat het politieke primaat voor wetgeving en politiek in de Tweede Kamer hoort te liggen. Als het de politiek uitkomt, dwingt de Eerste Kamer essentiële wijzigingen af van het regeringsbeleid. Zij maakt gebruik van het feit dat haar samenstelling afwijkt van een Tweede Kamer die twee jaar later en rechtstreeks door het volk werd gekozen.

Lees dit ingezonden stuk van Jos Teunissen (hoogleraar staatsrecht) en Twan Tak (emeritus hoogleraar staatsrecht) verder in het NRC