Nu David Cameron met een onverwachte meerderheid de Britse verkiezingen heeft gewonnen, moet hij twee kwesties van nationale zelfdefinitie oplossen.
Eén: het Verenigd Koninkrijk in de Europese Unie houden (zoals hijzelf wil).
Twee: het Verenigd Koninkrijk intern bijeenhouden. Beide kwesties raken verknoopt. Als de verzamelde Britse kiezers voor een vertrek uit de EU kiezen, wordt het heel moeilijk de Schotten binnen de eigen unie te houden. Ook thuis is het referendum over de EU dus hoog spel. Maar voor Cameron – de bijnaam ‘Houdini van Westminster’ heeft hij inmiddels dik verdiend – kan deze verstrengeling ook een voordeel zijn: ze geeft extra ontsnappingskansen.
Obstakels zijn er te over, te beginnen met het vinden van een referendum- datum. De belofte was ‘voor eind 2017’. Nu heeft een winnaar veel politiek kapitaal, alleen dat al pleit voor een versnelling. ‘Cameron launches blitz on Europe’, kopte The Sunday Times prompt – op de voorpagina zagen we de premier met opgerolde mouwen spek met eieren bakken.
Een versnelling is echter ook een erkenning van beperkingen. Ten eerste kan binnen zo’n korte termijn een volledige Europese verdragswijziging nooit afgerond worden, dus het wordt een zaak van gewone wetgeving, verklaringen, protocollen of voorverkoop. Ten tweede gaan in 2017 zowel de Fransen (voorjaar) als de Duitsers (najaar) naar de stembus; in de aanloop zullen president François Hollande en bondskanselier Angela Merkel niet graag veel toegeven. Sowieso is 2016 dus beter. Tegelijk is te veel vervroegen riskant op binnenlands vlak, want in mei dat jaar gaan de kiezers stemmen in… Schotland. Zo komt Cameron waarschijnlijk uit op de zomer of het najaar van 2016 – en heeft het Britse publiek alvast een nuchter inkijkje in het krachtenveld.
Op de Europese top van eind juni gaat Cameron zijn collega-regeringsleiders vertellen wat hij wil. Hoewel de Britse pers het soms voorstelt als een zaak tussen Londen en ‘Brussel’, is een verdragswijziging een zaak van alle 28 lidstaten.