De euro zou ons handel en dus welvaart en banen opleveren. Dat beloofden politici en beaamden veel economen. Inmiddels durft bijna niemand meer te verdedigen dat we iets zijn opgeschoten met de munt. Zelfs oud-directeur Coen Teulings van het Centraal Planbureau niet. Het gevoel rond de euro is heel ongemakkelijk.
„Iedereen die zich er vakmatig een beetje in heeft verdiept, ziet de voordelen van de euro”, zei Gerrit Zalm bij de introductie van de euro laconiek. Van de bijbehorende politieke integratie wilde de minister van Financiën niks weten. „Het begrip politieke unie doet mij niets. Er wordt al veel te veel in Brussel geregeld.” Met de kennis van nu een onnozele opmerking.
De eurocrisis heeft de politiek ertoe gedwongen in rap tempo te bouwen aan die politieke unie. De begrotingsregels zijn uitgebreid. Verder is een begin gemaakt met economische coördinatie. En er kwam een bankenunie.
Al die overdracht van soevereiniteit is nodig om de muntunie overeind te houden voor de langere termijn. Critici ervaren deze beslissingen als grote politieke offers. Terwijl Europese lijsttrekkers bakkeleien in de marge over minder Europa, is er maar één richting dominant: meer Europa.
En de vraag is: waar doen we het voor? Eind 2011 verkondigde het CPB nog dat de euro ons gemiddeld een weeksalaris had opgeleverd. Zaterdag leek oud-directeur Teulings afstand van die conclusie te nemen. Na alle ophef zegt hij nog altijd vierkant achter dat rapport te staan, maar dan heeft hij in ieder wel zeer veel aandacht gevestigd op de mitsen en maren bij dat befaamde weeksalaris.
In de woorden van Teulings heeft de euro ’vooral politieke symboolbetekenis’. Economisch profijt is er eigenlijk niet. Dat ontneemt zelfs verstokte eurofielen de laatste argumenten. Want de belangrijkste reden om nu nog in de euro te blijven, is dat een exit onoverkomelijk duur zou zijn. Daarmee is de euro een negatief project geworden.
Oud-directeur van de Nederlandsche Bank André Szasz wees hier al in 1998 op: „De economische motieven zijn onder economen omstreden, de politieke motieven niet altijd even duidelijk.” Volgens hem was de monetaire unie ’een economisch kader op zoek naar een politiek doel’.
Nu kun je vergoelijkend zeggen dat alle Europese projecten stap voor stap tot stand komen. Maar dat miskent het unieke karakter van dit euro-project. Een muntunie werkt wel of werkt niet. En als die onvolkomen is, zijn de consequenties groot, zo hebben we de afgelopen vijf jaar gezien.
De vraag is nu of die muntunie nu wel volmaakt is. Het ziet er sterk uit van niet. En kan die dan ooit helemaal vervolmaakt worden? In het huidige politieke tij niet. De eurolanden zitten dus in een onaf project. Dat kán een tijdje goed gaan, als de economische fundamenten van die landen stevig zijn. Maar dat zijn ze niet. De werkloosheid is torenhoog, de concurrentieposities zijn iets verbeterd, maar zeker nog niet structureel. En het allerergst: het proces van ontschulden moet nog helemaal beginnen.
Lees deze column door Martin Visser verder op De Telegraaf