Tussen Europa en Amerika woedt een stille strijd over beschermde voedselnamen. Inmiddels heeft de kwestie zich tot een wereldwijde spijsoorlog ontwikkeld.
Het lijkt wel of je het over voedsel moet hebben voordat vrijhandelsverdragen gaan leven bij het publiek. Laat het woord chloorkip vallen en er gaat zelfs een siddering door je consequent kiloknallende buurvrouw.
Maar eigenlijk staat kaas voor een prangender kwestie dan die kip. Het is namelijk symbool geworden voor een belangrijke doorn in het oog van de Amerikanen: beschermde voedselnamen. In Europa heeft een flink aantal producten sinds enige tijd een beschermde status. Feta, mag bijvoorbeeld alleen zo heten als die uit een aantal specifieke Griekse streken komt en minstens 70 procent schapenmelk bevat. Iets soortgelijks geldt voor champagne en Scotch Whisky.
In Amerika vinden ze dat onzin. We maken verdorie al decennia gouda en feta in Wisconsin, fulmineerde het Amerikaanse parlementslid Paul Ryan onlangs nog met een stuk gouda in zijn hand. Wie wel eens in een Amerikaanse supermarkt geweest wist dat waarschijnlijk al. Van het schuimrubber dat daar voor feta doorgaat barst een Griek inderdaad spontaan in huilen uit. Een principekwestie, noemen de Amerikanen de vrijheid hun producten de naam te geven die ze zelf willen. Maar daarachter zit een sterke lobby van melkproducenten die al decennia neppers maken en hun handel in gevaar zien komen.