Alle begin is moeilijk, ook het referendum

Burgers hebben de eerste stappen gezet om een referendum af te dwingen. Maar waarom is daar zo weinig aandacht voor, vraagt Joop van Holsteyn zich af.

Het blijft lastig, zoiets nieuws als een referendum in Nederland. Toen het ruim een jaar geleden wettelijk mogelijk werd om een landelijk raadgevend referendum te organiseren, was daar in de media niet of nauwelijks aandacht voor. Die mogelijkheid werd praktisch effectief vanaf 1 juli 2015. Vanaf dat moment konden kiesgerechtigde burgers via dit middel proberen aan de democratische bel te trekken.

Of zij dat vervolgens zouden doen, was een beetje de vraag. Niet alleen omdat die nieuwe wet zo weinig aandacht kreeg, terwijl het wel degelijk ging om een wezenlijke uitbreiding van het democratische arsenaal van burgers. Maar vooral omdat het verleden weinig hoopgevend was. Nederland kende eerder een wettelijke voorziening, de zogeheten Tijdelijke referendumwet, maar deze wet verliep op 1 januari 2005 zonder dat er ook maar één keer gebruik van was gemaakt. Het referendum over de zogenaamde Europese Grondwet van 2005 was apart geregeld, voor een eenmalige volksraadpleging. En de uitslag van precies dat referendum smaakte bij een groot deel van de gevestigde politieke elite zacht gezegd niet naar meer, integendeel.

Maar de Wet raadgevend referendum kwam er, al had het een mooi poosje geduurd. En verdraaid, er is reeds gebruik van gemaakt! Met nogmaals opmerkelijk weinig aandacht in de media. In een persbericht van 13 augustus op de website van de Kiesraad wordt echter keurig melding gemaakt van het nieuws, want nieuws is het. ‘Er zijn meer dan tienduizend geldige verzoeken ingediend voor het houden van een referendum over de wet tot goedkeuring van een Associatieovereenkomst met Oekraïne. Daarmee gaat deze wet door naar de volgende, definitieve fase’, aldus het bericht.

Inderdaad, met het succesvol inzamelen van tienduizend handtekeningen – aangejaagd door GeenStijl en Burgercomité=EU – is de eerste horde genomen. In de volgende, definitieve fase, die loopt van 18 augustus tot en met 28 september, moeten nogmaals handtekeningen worden verzameld. Niet minder dan 300.000 geldige individuele verzoeken in deze fase, om bij succes een raadgevend referendum, dat wil zeggen een (ongevraagd) advies van de bevolking aan Tweede Kamer, af te dwingen.’Burgers willen uitbreiding EU frustreren’, kopte NRC Handelsblad verleden week boven een klein bericht over het vooralsnog geslaagde referenduminitiatief. Dat is wel heel erg zuinig, maar daarom niet minder tekenend. Maar hoe men ook denkt over het referendum als democratisch middel, in het bijzonder in een representatieve democratie, en hoe men verder staat tegenover de ontwikkelingen binnen de EU, het is een gegeven dat de Nederlandse democratische traditie wordt verrijkt. Het feit dat bijvoorbeeld GeenStijl hier een rol bij speelt of dat het middel nogmaals ingezet lijkt te worden in de strijd tegen wat Geert Wilders waarschijnlijk ‘Hun Brussel’ zal noemen, doet daar niets aan af.

Nederland lijkt zich te voegen bij de ruime groep landen met een vertegenwoordigende democratie met daarbinnen de mogelijkheid voor burgers om zich zo af en toe eens anders dan bij verkiezingen uit te spreken. Dat daarvoor in het politieke en publieke debat zo weinig aandacht is, is curieus. De democratische, politieke inrichting en werking van Nederland is kennelijk niet bijster boeiend, nauwelijks nieuwswaardig. En die stilte geeft toch een beetje te denken waar het de open, in democratische vernieuwingen geïnteresseerde houding betreft, niet in de laatste plaats van de media. Maar goed, alle begin is moeilijk, ook het begin van wat, wie weet, over enkele decennia een bloeiende, vitale referendumtraditie in Nederland blijkt te zijn.

Trouw, 20 augustus 2015