Vorige week sprak de kersverse Labour-leider, Jeremy Corbyn, zich in een ingezonden stuk in The Financial Times onomwonden uit tegen een Brexit.
Zijn kromme argumenten zijn interessant omdat ze als twee druppels water lijken op de onnavolgbare redeneerbochten waar GroenLinks en PvdA zich in moeten wringen als zij hun steun voor Europa verdedigen tegen eurosceptische bedenkingen.
Ten eerste vreest Corbyn dat de Conservatieven een Brexit zullen misbruiken om regelgeving op het vlak van arbeidsrechten weer terug te draaien. Het gaat dan om wetgeving op het vlak van werktijden, seksediscriminatie en medezeggenschap. Deze wetten waren de uitkomst van ellenlange onderhandelingen tussen lidstaten en bestaan meestal uit minimumstandaarden. Neem de Europese medezeggenschapswet. Die verplicht bedrijven zich te houden aan een minimum aan inspraak dat schraler is dan we in Nederland kennen maar verplichtender dan wat de Britten zelf hadden.
Deze tegenvoorbeelden worden ook altijd genoemd door Eickhout (GroenLinks) en Jongerius (PvdA) als je ze voorhoudt dat Europese integratie toch eerst en vooral de belangen van het grootbedrijf dient. Inderdaad is het ooit de progressieve bedoeling geweest om de Interne Markt vergezeld te doen gaan van Europees sociaal beleid. Het probleem is dat deze progressieve bedoelingen een stille dood zijn gestorven. De genoemde wetten stammen allemaal uit het midden van de jaren negentig. Daarna is er niets noemenswaardigs meer gebeurd. Dat komt door politieke machtsverschuivingen. Tijdens de Europese verkiezingen van 1999 verloren de sociaal-democraten fors en waren zij niet langer de grootste partij van Europa. En het komt door de vertechnocratisering van de politiek, waardoor anno 2015 sociaal-democraten zich in niets meer onderscheiden van christen-democraten of liberalen: het is één groot neoliberaal partijenkartel.
Lees deze geweldige column van Ewald Engelen verder op de Groene Amsterdammer >>>