Het EU-budget van ruim 140 miljard euro per jaar wordt vaak ongericht en zonder oog voor resultaat uitgegeven. Het kunnen wegzetten van de toegekende miljarden weegt voor de lidstaten zwaarder dan het bereiken van nagestreefde doelen. Die harde kritiek uit de Europese Rekenkamer woensdag in haar jaarverslag over 2013.
Volgens de Rekenkamer is ‘het gebrek aan prestatiegerichtheid een fundamentele tekortkoming in de opzet van een groot deel van de EU-begroting’. Tot 2020, de looptijd van de nieuwe Europese meerjarenbegroting (1.000 miljard euro), voorziet de Rekenkamer weinig verbetering.
‘De eerste prioriteit van de EU-landen is het binnenharken van zo veel mogelijk geld, de nationale enveloppe moet zo vet mogelijk worden. Daarna wordt dat geld geforceerd uitgegeven, want het moet op: het is gebruiken of verliezen. Pas op de laatste plaats komt de vraag: wordt het geld zinvol gespendeerd, is het goed voor Europa?’, aldus Alex Brenninkmeijer, het Nederlandse lid van de Europese Rekenkamer, in een toelichting op het jaarverslag.
De projecten waar het geld naartoe gaat – variërend van de aanleg van wegen tot de omscholing van werklozen – passen vaak niet in een vooropgezet doel. Evenmin bestaan er tevoren vastgestelde streefcijfers waaraan het resultaat kan worden afgemeten. Verder blijkt uit negentien onderzoeken van de Rekenkamer dat de meerwaarde van de EU-bedragen niet altijd duidelijk is: zonder EU-geld zouden betrokken lidstaten de projecten zelf betalen.
Onder druk van de crisis besloten de lidstaten vorig jaar, op voorstel van de Europese Commissie, het EU-budget voor de periode 2014-2020 efficiënter te gebruiken. De landen krijgen een klein deel van de gelden (6 procent) pas als de beloofde prestaties geleverd zijn. Volgens de Rekenkamer zet dit plan weinig zoden aan de dijk. Nederland uit al jaren kritiek op de besteding van de EU-subsidies. Opeenvolgende ministers van Financiën spraken over het zinloos rondpompen van geld.
Over de uitgaven voor 2013 geeft de Rekenkamer geen goedkeurende verklaring, de twintigste afwijzing op rij. De Rekenkamer schat het foutenpercentage bij de uitgaven in 2013 (148,5 miljard euro) op 4,7 procent (7 miljard euro), vrijwel hetzelfde als in 2012. Een groot deel van de fouten betreft subsidies voor projecten die daarvoor niet in aanmerking kwamen en administratieve omissies (verkeerd formulier, handtekening op de verkeerde plaats). Slechts een klein deel van de fouten betreft fraude.
Volgens de Rekenkamer zijn de lidstaten vaak op de hoogte van de fouten, maar grijpen ze niet in. Zouden ze dat wel doen, dan kan het foutenpercentage worden gehalveerd. Volgens Brenninkmeijer komen landen niet in actie omdat het melden van de fouten ertoe kan leiden dat er miljoenen euro’s moeten worden terugbetaald. ‘Lidstaten hebben er dus geen belang bij.’
Brenninkmeijer erkent dat de kritiek die de Rekenkamer jaarlijks uit, weinig effect heeft. ‘Het is aan dovemansoren gericht.’ Brenninkmeijer vindt de dat Rekenkamer beter kan ophouden met het publiceren van het jaarverslag. ‘Dat verslag kost 80 miljoen euro vanwege alle onderzoeken, dat is 60 procent van het Rekenkamerbudget. Omdat er zo weinig mee gebeurt, heb ik intern voorgesteld ermee op te houden.’ Zijn collega’s zijn echter nog niet overtuigd van het nut van deze drastische stap.
Lees dit artikel van Marc Peeperkorn verder op de Volkskrant