Vertrouwen in de toekomst, vertrouwen in burgers

Als bij democratische vernieuwingen het middel wordt beoordeeld op zijn politiek wenselijke uitkomst is dat in essentie antidemocratisch, betoogt Geerten Waling.

De beloften waren stevig, toen Mark Rutte aan het begin van zijn tweede kabinet de ‘participatiesamenleving’ afkondigde. De ‘doe-democratie’ stond voor de deur, de burger was aan zet. De eerste teleurstelling kwam al direct, toen bleek dat al die grote woorden géén kleinere overheid of lagere belastingen betekenden en die hele participatiesamenleving een ordinaire bezuinigingsmaatregel bleek.

Deze maand kwam daar een tweede teleurstelling bovenop in de vorm van het regeerakkoord. Bestuurskundigen van de Universiteit Leiden becijferden dat dit akkoord historisch weinig aandacht schenkt aan het onderwerp ‘democratische vernieuwing’. ‘Dat is bijzonder, met D66 in het kabinet’, sneerden zij.

De Staatscommissie-Parlementair stelsel deed daar afgelopen woensdag in haar probleemverkenning nog enkele scheppen bovenop, met kritiek op de historisch lange en ontransparante formatie van Rutte-III, maar ook op het voorgenomen beleid.

Het meest heikel zijn de referenda. De meerderheid van de Nederlanders wil graag af en toe meebeslissen, maar de coalitiepartijen zijn tegen. Vooral D66, dat het referendum steeds meer als een bastaardkind is gaan beschouwen, heeft zich in de formatie van haar meest hypocriete kant laten zien.

Kan er een referendum komen over de intrekkingswet van de Wet raadgevend referendum?

In het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst van VVD, CDA, D66 en CU van oktober 2017 staat: “De Wet raadgevend referendum wordt ingetrokken”. Zou je over de intrekking van de Wet raadgevend referendum nog een referendum kunnen houden? Heel waarschijnlijk niet.

Zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat de intrekkingswet raadgevend referendum een uitgestelde inwerkingtredingsbepaling zou kennen, en dus niet onmiddellijk na bekendmaking inwerking treedt (onmiddellijke inwerkingtreding is de regel) lijkt dat niet voor de hand te liggen. Onze Grondwet bepaalt (art. 87) dat een wetsvoorstel een wet wordt nadat het is bekrachtigd door de regering. Dat gebeurt meestal onmiddellijk na het aannemen van het voorstel door de Eerste Kamer. Gebruikelijk is de wet daarop ook direct inwerking te laten treden (onmiddellijke inwerkingtreding, dus aansluitend op de bekendmaking van de wet met inachtneming van de termijnen van de Bekendmakingwet). De regering, die kennelijk van de wet af wil, zal daar zeker op aan sturen.

Burgers kunnen het afschaffen van het referendum voorkomen met een referendum

Uit het regeerakkoord van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie bleek dinsdag dat de nieuwe coalitie de Wet raadgevend referendum wil schrappen.

De burger kan voorkomen dat hem dit instrument weer wordt afgenomen. De Wet raadgevend referendum telt weliswaar negen uitzonderingen, onder meer het koningshuis en grondwetswijzigingen. ‘Maar de wet zondert intrekkingswetten niet uit’, zegt de Raad van State. Dus ook als het parlement instemt met het intrekken van de referendumwet, kunnen 300.000 burgers een stembusgang afdwingen. Als vervolgens miljoenen mensen tegen intrekking stemmen, is de vraag of de regering dat advies durft te negeren.

Het kabinet heeft een troef achter de hand. Ze zou in de intrekkingswet een bepaling kunnen opnemen die die wet alsnog tot uitzondering maakt. ‘Dat moet je dan wel goed motiveren’, zegt de woordvoerder. De Raad van State zal daar kritisch naar kijken, voegt hij toe.

Onderzoek: referenda moeten beter, maar hebben nut

Bijna net zo hevig als de discussie over het Oekraïneverdrag was vorig jaar het debat over het referendum zelf. Een welkome aanvulling op de democratie of een gemankeerd instrument dat gecompliceerde zaken verengt tot het zwart-witte ja of nee? Het referendum heeft meerwaarde, concluderen onderzoekers van de Universiteit van Tilburg, maar de wet verdient op onderdelen verbetering. Trouw publiceerde dinsdag voor het eerst hun bevindingen.

Wim Voermans: Afschaffen referendum slecht signaal naar kiezer

De kans is groot dat de formerende partijen in Den Haag een streep zetten door het raadgevend referendum. D66 zou referenda, zoals bij het Oekraïneverdrag, niet meer zien zitten en nu vol willen inzetten op de gekozen burgemeester. Volgens Wim Voermans is dit het werk van een ‘slechte verliezer’.

Bij het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne stemde 61 procent van de kiezers tegen het verdrag. Politieke partijen zijn daar erg van geschrokken en willen van het middel af. In de onderhandelingen over een nieuwe coalitie zou het ook over het referendum gaan.

“Een slecht idee, dat afschaffen”, zegt Wim Voermans, hoogleraar staatsrecht. “Om na een onwelgevallige uitkomst de wet in te trekken is op zijn minst onsportief. Dit is pure paniekvoetbal van de politiek.”