Zuid-Europa zucht onder het juk van bezuinigen. Armoede en werkloosheid lopen op. Ooit vonden wij, Noord-Europeanen, dat een groot moreel probleem. Nu laat het ons ijskoud. En dus slaat Griekenland terug.
Wat is het verhaal een fantastisch geschenk! Wat biedt onze menselijke neiging tot vertellen een vreugde, en ook een troost. Wij mensen zijn, zoals de historicus Philipp Blom zo mooi zegt, „een verhalende diersoort”. En dat zijn we niet voor niets. Verhalen brengen structuur in de chaos van de geschiedenis en van de politiek. Ze dragen lessen aan voor de toekomst, ze versterken een bepaalde orde, ze geven ons helden om ons aan op te trekken, schurken en verraders om weg te trappen.
Onuitgesproken vormen verhalen zo een diepe, drijvende kracht achter de publieke opinie. Ze bepalen, onbewust, maar al te vaak de prioriteiten van politici. Maar passen al die oude verhalen nog wel bij deze 21ste eeuw? Kunnen ze in deze nieuwe werkelijkheid soms zelfs niet razend gevaarlijk zijn? We vragen het ons zelden af.
Het afgelopen weekend hebben de Grieken in elk geval één verhaal een totaal andere wending gegeven: de fabel van de krekel en de mier. De krekel die de hele zomer alleen maar danste en zong terwijl de mier zijn voorraden voor de winter bijeen zwoegde. Het werd koud, de krekel kreeg honger, maar de mier weigerde hem te helpen: dan had hij maar moeten werken. De deur bleef dicht. In de woorden van Joost van den Vondel: „De Krekel draagt nu verschulde straf, draagt nu ’t vermaledijden.”
Ach, wat vonden wij, Noord-Europeanen, elkaar in dit verhaal tijdens de afgelopen crisis. Want zo is het toch: terwijl wij hier hard werken, tot diep in onze ouderdom, dartelen die zuiderlingen maar wat rond en jagen er onze spaarcenten doorheen. De buikriem aansnoeren, dat moeten die krekels, en leren wat discipline is!
O, wat paste dat verhaal naadloos bij onze vooroordelen. Ook al wisten we vanaf het begin dat de eurocrisis in werkelijkheid vooral een bankencrisis was, zeker in landen als Spanje, Portugal en Ierland, waar de staatsfinanciën op zich geen probleem vormden. Een crisis waarvoor de verantwoordelijkheid handig was weggeschoven van de private naar de publieke sector en waarvoor de rekening uiteindelijk was beland op het bord van onschuldige belastingbetalers.