Centrale banken moeten de reële economie op-pompen door geld te lenen aan landen met een lage groei en een overschot op de betalingsbalans.
De stemming onder de financiële beleidsmakers van de wereld was somber tijdens de jaarlijkse vergadering van het IMF vorige week in Washington. Centrale bankiers erkenden dat ze niet bij machte waren de echte economie weer op gang te brengen.
Europese ministers werden bestookt met het verwijt dat het starre bezuinigingsbeleid in de eurozone de afgelopen jaren averechts heeft gewerkt. Maar een geloofwaardig alternatief was niet voorhanden. Tijd om out of the box te denken en enkele taboes bespreekbaar te maken.
Wat steeds duidelijker wordt, is dat de almaar voortkwakkelende economische malaise wordt veroorzaakt door een tekortschietende vraag. De koopkracht van werknemers groeit al vele jaren nauwelijks meer; de werkgelegenheid stagneert of loopt terug. Bedrijven voeren hun winsten op door op kosten te bezuinigen en investeren maar mondjesmaat. Overheden bezuinigen.
Zwaarder inzetten op export is de nieuwe versie van de ‘beggar your neighbour policy’ van de jaren dertig; ditmaal nog niet in de vorm van een devaluatiewedloop, maar van een loonmatigingswedloop.
Als het zo niet lukt, hoe dan wel?