Economie is te belangrijk om aan de priesterkaste der economen over te laten, vindt Ha-Joon Chang.
De Koreaan Ha-Joon Chang (Seoul, 1963) doceert aan de Universiteit van Cambridge. Hij schreef dertien boeken, waarvan ’23 dingen die ze je niet vertellen over kapitalisme’ het bekendste is. In zijn boeken haalt Chang op een voor iedereen te begrijpen manier mythes uit de gangbare economie onderuit.
Ook voor alfa’s is ‘Economie: de gebruiksaanwijzing’ van de Koreaanse ontwikkelingseconoom en hoogleraar Ha-Joon Chang goed te volgen, al is het niet per se voor alfa’s geschreven.
Kan dat wel, een boek over economie zonder ook maar één formule?
“De indruk bestaat dat economie gelijkstaat aan wiskunde. Maar dat is slechts één van de ’talen’ om economie te bespreken. Met formules kun je ideeën heel exact uitdrukken, maar de ethische en politieke vooronderstellingen komen niet duidelijk naar boven. Die haal je soms beter boven water door ’talig’ te formuleren.”
Je kunt niet over economie spreken zonder er een verborgen ‘waardenset’ op na te houden, ‘economie is een politiek argument’, schrijft u.
“We zijn geen scheikundigen die deeltjes zonder wil bestuderen. De echte economie en de echte maatschappij bestaan uit mensen met hun eigen vooroordelen, gevoelens, ideologie en een vrije wil. De studie daarvan kan dan ook niet vrij zijn van ideologie. Dat gaat zelfs op voor de ‘harde statistieken’. Neem het Bruto Nationaal Product. Dit cijfer over de omvang van een economie neemt huishoudelijk werk of zorg voor je ouders niet mee, zodat mensen die dat doen – in veel landen zijn dat vrouwen – niet lijken bij te dragen aan de economie.
Ander voorbeeld: het werkloosheidscijfer. De officiële definitie van ‘hebben van werk’ is dat je minsten één uur per week betaald aan de slag bent. Veel mensen zullen dat niet echt een baan noemen, dus voor hen ligt de werkloosheid veel hoger dan uit de statistieken blijkt.”
Definities zijn tenminste nog op te zoeken. Verborgen veronderstellingen lijken gevaarlijker.
“Ja. Een goed voorbeeld is het argument voor vrije handel tussen landen. In de gangbare theorie levert het afbreken van handelsbarrières altijd voordeel op – voor beide landen, zelfs als het ene land in alle sectoren minder presteert dan het andere. Maar de verborgen aanname is dat als de goedkopere of betere importproducten binnenstromen en de lokale industrie wegvagen, dat de mensen die daardoor hun baan kwijtraken direct iets heel anders kunnen gaan doen.
Op die manier is in de VS het vrijhandelsakkoord Nafta – tussen de VS, Canada en Mexico – verkocht. Maar Amerikanen die eerst nog T-shirtjes naaiden kunnen niet ineens computers ontwerpen of zakenbankier worden.”
En zo kiezen we dus voor iets wat we niet willen, op basis van de halve waarheid. U roept iedereen op om beweringen van economen te checken, als hoeksteen van een democratie. Hoe doen mensen dat – behalve door het lezen van uw boek?
“Mijn boek is een ‘gebruiksaanwijzing’. Hopelijk gaan mensen in elk geval iets in deze geest lezen. Over de oorlog in Irak, het homohuwelijk, klimaatverandering, of voetbal flappen we er ook zonder enige kwalificatie van alles uit. Maar als het over economie gaat, durven we niets meer te zeggen omdat het iets technisch is wat we aan experts moeten overlaten.”
In Nederland hebben we daar wel een handje van. Ons Centraal Planbureau rekent partijprogramma’s door op economische effecten. Wil een partij het ontslagrecht versoepelen, dan beloont het CPB haar met een bonus van extra groei en werkgelegenheid. Maar of die effecten ook echt uitkomen…
(onderbrekend) “…er zijn ook maatregelen die op korte termijn wel voordeel geven, maar op de lange termijn niet. Als je de rechten van werknemers beknot gaan mensen uit angst voor baanverlies misschien wat harder werken. Maar daarna kan de productiviteit door stress juist afnemen.”
Hoe voorkomen we dat we op basis van valse veronderstellingen verkeerde besluiten nemen?
“Verdiep je erin! Als je in de Middeleeuwen religieus actief wilde zijn moest je eerst Latijn studeren, want het Vaticaan verbood het vertalen van het Schrift.
Zo is het nu met economie. Als je je niet eerst in de mathematische taal van economen verdiept kun je je niet in het debat mengen. Daarmee schept het ‘priesterschap’ der economen een onrechtmatig monopolie. Als bewoners van een land waar het protestantisme voet aan de grond kreeg zijn jullie toch wel in staat op te staan tegen de manier waarop economische kennis en beleid over je wordt uitgestort? IMF en de EU hebben Griekenland en Italië opgedrongen wie de nieuwe premier werd. Terwijl zelfs onder economen geen overeenstemming was over het te voeren beleid. Word wakker!”
Dus economen zouden zelf ook bescheidener moeten zijn. Wat voor reacties krijgt u van uw collega-economen, lezen ze uw boek?
“Sommigen wel en die zijn positief, maar degenen die het lezen zeggen zelf al dat ze open minded zijn. Helaas is de meerderheid dat niet. Ik heb erg gepleit voor pluralisme in de economie, maar daar willen ze niet aan, ze willen niet toegeven dat theorieën of stromingen gelijkwaardig zijn. Uitgaan van de eigen absolute gelijk is een erg schadelijke houding, denk ik.”
U citeert in uw boek Nobelprijswinnaar Robert Lucas die zei dat ‘het probleem van depressiepreventie is opgelost’. En toen kwam De Grote Recessie. Je zou denken dat die alles in de academische wetenschap op zijn kop zette, een academische revolutie zou veroorzaken.
“Ik zit niet te wachten op een revolutie, waarin de ene dominante theorie het overneemt van de andere. Ik betoog juist dat we alle ideeën nodig hebben.
Ik lieg niet als ik zeg dat ik evenveel gelezen heb van Friedrich Hayek (icoon van het vrijemarktkapitalisme en kleine overheid, red.) als van Karl Marx. Ik ben het met veel oneens maar het zijn grote denkers en ik leer van allebei. Soms komt de ene theorie beter van pas, soms de andere. Elke theorie is bedacht vanuit een bepaald vraagstuk, en je moet pragmatisch zijn bij het toepassen van verschillende scholen op verschillende problemen.”
De studie van de economie heette in den beginne ‘politieke economie’. Men bestudeerde ook machtsverhoudingen, ethiek, de sociologische kant van arbeid, de rol van de financiële sector en ongelijkheid. Tegenwoordig krijgen die minder aandacht. Ten onrechte, meent Chang. Zijn boek is breed van opzet en laat zich lezen als een beschrijving van hoe de economie in de praktijk werkt en heeft gewerkt. Met instemming bespreekt Chang daarom het eerder dit jaar verschenen ‘Kapitaal in de 21ste eeuw’ van Thomas Piketty. Piketty zette ongelijkheid van inkomen en vermogen weer op de agenda.
De voorspellingen van Piketty is dat de rijkste 1 procent alleen maar verder zal uitlopen op de rest. U voegt daaraan toe: om de status quo te handhaven gebruiken de rijken hun invloed en macht om de ideologie van het vrije individu en de vrije markt in stand te houden.
“Inderdaad. De krachtigste manier van macht uitoefenen is door wereldbeeld breed geaccepteerd te krijgen. In de VS is ze dat zo goed gelukt dat arme mensen hun lot accepteren en zelfs zeggen dat het hun eigen schuld is dat ze zelf arm zijn. Als je ze zover hebt, is het makkelijk ze eronder te houden.
Precies om die reden betalen rijken veel geld aan denktanks die de vrijemarktideologie uitdragen. Daarom is het zo belangrijk dat wij ons blijven realiseren dat ongelijkheid geen natuurramp is die ons overkomt. Het verschijnsel is door de mens zelf gecreëerd, dus we kunnen het ook zelf oplossen.”
In zijn boek schrijft Chang negen hoofdscholen in de economie. Een school die volgens hem ten onrechte weinig aandacht krijgt is de Ontwikkelingstraditie. De recepten voor een arm land om zich te ontwikkelen staan vrijwel haaks op de adviezen die het IMF ze juist vanuit een vrijemarktideologie oplegt. Bescherm industrieën die je wilt ontwikkelen tegen buitenlandse concurrentie; bescherm je schaarse grondstoffen met een exportverbod; steun als overheid sectoren waar je goed in wilt worden met subsidies en door monopolies toe te staan, maar bemoei je niet teveel met de werking van de markten. Juist een land als de Verenigde Staten, tegenwoordig kampioen vrije markt, heeft zich op die manier kunnen ontwikkelen.
Elites kunnen het bederven voor de rest. Zou het ook kunnen dat een rijk, ongelijk land als de VS of Groot-Brittannië daardoor economisch wegzakt?
“Nou en of. Sterker nog, in Engeland is dat al aan de gang. De macht van de enorme financiële sector heeft de maakindustrie gesloopt, bijvoorbeeld door te hameren op een hoge wisselkoers van de Britse pond. Dat is goed voor de banken maar funest voor exporterende bedrijven die nog wat tastbaars maken. Door hun constante dreigement om te vertrekken leggen bankiers iedereen hun wil op. Ze verzwakken de productieve sector door te hameren op de kortetermijnresultaten. Bedrijven mogen van de financieel analisten niet meer investeren in onderzoek of het ontwikkelen van vaardigheden want de winst moet dit kwartaal omhoog. Op lange termijn is dat natuurlijk fnuikend.”
Maar ziet u Groot-Brittannië economisch echt onderuit gaan, terug naar niveau ontwikkelingsland?
“Ja, dat kan. Groot-Brittannië zakt al heel lang weg. Ooit waren ze goed voor twintig procent van de totale wereldproductie. Ze lopen inmiddels ver achter bij andere Europese landen. Buiten Londen zakt de infrastructuur in elkaar. Sommige streken in het noorden bevinden zich al op het niveau van ontwikkelingslanden.
Engeland is het klassieke voorbeeld van een land waar een elite het beleid dicteert en markten manipuleert ten kosten van de rest van de nationale economie. Dit geldt op een bepaalde manier ook voor de VS trouwens. Dus ja, het is gebeurd en het kan zo weer gebeuren.”
Moeten we de school van Ontwikkelingstraditie wellicht op een land als Griekenland loslaten?
“Ja, dat zou beter zijn. Helaas overheerst het beeld dat de Grieken lui zijn. Maar de luie mensen, dat zijn de Nederlanders, jullie werken het minst aantal uren. Dus het probleem zit hem niet in de arbeidsethiek maar in de productiviteit. Die gaan ze niet opkrikken met de verkoop van wat zomerhuisjes; de Grieken moeten van de grond af iets opbouwen en dat zal zonder de lessen uit de Ontwikkelingstraditie niet gaan.
De EU zou de bescherming of subsidiëring van bepaalde bedrijfstakken moeten toestaan. Helaas is dat politiek onhaalbaar. Maar het probleem verdwijnt niet door er geld heen te blijven sturen en bezuinigingen af te dwingen.”
Dit interview van Hans de Geus met Ha-Joon Chang komt uit Trouw van zaterdag 12 juli 2014