Kamerleden plegen geen ‘zetelroof’ als ze, vrijwillig of niet, een eigen fractie beginnen. De suggestie om afsplitsers geld en spreektijd te ontnemen, is dan ook bedenkelijk.
Wie wordt gekozen in het parlement is een volksvertegenwoordiger. In de Nederlandse politiek beschouwen partijen ‘hun’ Kamerleden echter niet als volksvertegenwoordigers, maar als partij-afgevaardigden. Dat misverstand wordt breed omarmd en ondermijnt de vertegenwoordigende democratie.
De Grondwet is duidelijk: een Kamerlid zit ‘zonder last’ in de Kamer en kan dus niet worden verplicht standpunten uit te dragen die zijn partij of zijn fractie hem opdringt. Kamerleden zijn, eenmaal gekozen, ook allemaal gelijkberechtigd. Dat is maar goed ook, anders zou de stem van de ene kiezer zwaarder wegen dan die van een ander.
In de praktijk bestaat in de Tweede Kamer echter een fractiediscipline waaraan een Kamerlid zich zelden kan onttrekken. Wie zich er niet aan houdt, wordt bijvoorbeeld bestraft met inperking van zijn portefeuille of wordt geschrapt van de kandidatenlijst voor de volgende verkiezingen.
Kamerleden stemmen dus wekelijks ‘met last’ terwijl de Grondwet dat verbiedt. En nu wil, blijkens een rapport van een parlementaire werkgroep, een ruime Kamermeerderheid ook de gelijkheid van parlementariërs opheffen.
Die werkgroep werd eind vorig jaar opgericht, onder meer in reactie op het afsplitsen van de twee PvdA-Kamerleden die nadien de beweging DENK bedachten. Maar ook eerdere afsplitsingen (van de PVV, de VVD en 50Plus) zorgden voor ergernis in de Kamer, vooral bij de getroffen fracties.