Vandaag is het zeventig jaar geleden dat de economen Keynes en White in het Amerikaanse Bretton Woods hun plannen voor een vaste wisselkoers presenteerden. Sinds die in 1971 werd opgeblazen, volgen crises elkaar op.
De kwart eeuw na de Tweede Wereldoorlog werd het Bretton Woods-tijdperk genoemd. De groei was hoog, de inflatie laag, er was volop werk, de banken waren sterk en bubbels onbekend. En er was een geordend systeem van devaluaties en revaluaties. Het was ondanks de Koude Oorlog en grootschalige dekolonisatie een periode van ongekende financiële stabiliteit. De wederopbouwgeneratie kon de wasteil inruilen voor een douche, de waxinelichtjes van Verkade voor een schemerlamp en het ganzenbord voor een televisie.
Het was de tijd van het systeem van Bretton Woods, waarbij de gulden, net als andere munten, tegen een vaste koers (3,65 gulden) was gekoppeld aan de dollar en die weer tegen een vaste prijs kon worden geruild tegen goud (35 dollar voor 1 ounce). Dat gaf vastigheid. Een land dat meer importeerde dan exporteerde, moest uiteindelijk de koers van zijn munt devalueren. En het moest een hogere rente betalen om het tekort op de handelsbalans te financieren. Hierdoor verarmde het, maar werd het weer concurrerend.
Het probleem was alleen dat de sleutelvaluta van het systeem, de Amerikaanse dollar, in de jaren zestig verzwakte door de uitgaven voor de Vietnamoorlog en president Johnsons sociale hervormingsprogramma’s (The Great Society). De tekorten op de handelsbalans stegen toen de Japanse auto’s en elektronica de markt veroverden. Nadat de Franse president De Gaulle in 1971 een schip naar de VS stuurde met dollars die hij wilde inruilen voor in Fort Knox opgeslagen goud, besloot toenmalig president Nixon een einde te maken aan het systeem van Bretton Woods. De dollar ging zweven.
Sindsdien volgen de crises elkaar op: van de stagflatie en oliecrises in de jaren zeventig en tachtig, de Zuid-Amerikaanse schuldencrisis, de Rusland-crisis en de Azië-crisis tot en met de kredietcrisis van nu. Onevenwichtheden, zoals de Amerikaanse tekorten en Chinese overschotten, worden niet meer hersteld. Dit leidt tot een kapitaalvlucht in de wereld en een instabiel financieel stelsel.
Op 21 mei riep Paul Volcker, de voormalige baas van de Federal Reserve in de VS, onder de kop ‘Een nieuw Bretton Woods???’ op tot een mondiaal raamwerk voor de regulering van wisselkoersen en kapitaalstromen. ‘Het is een feit dat internationale financiële crises zich vaker manifesteren en elke keer rampzaliger uitpakken. Je kunt een lange lijst van oorzaken opstellen: excessieve schulden, bonussen, speculatie, falend toezicht en simpele hebzucht. Maar al deze zaken zijn alleen maar mogelijk doordat er geen functionerend internationaal monetair stelsel meer is.’
Met andere woorden: het vrije kapitaalverkeer leidt niet tot efficiënte markten, maar lokt onhoudbare onevenwichtheden in de economie uit waardoor telkens andere landen of regio’s in een crisis worden gestort. Het bekendste voorbeeld zijn de Amerikaanse handelstekorten. De VS importeren al decennialang meer goederen en diensten dan dat ze die exporteren. Maar het heeft geen gevolgen voor de koers van de dollar en de koopkracht van de Amerikanen.
Reden is dat de landen die dollars binnenkrijgen, ze niet tegen de eigen munt omwisselen, maar als reservevaluta aanhouden en beleggen. Bijna alle landen – China en Japan voorop – hebben enorme dollarreserves. Ze zouden zichzelf in de voet schieten als ze die dollars op de markt gooiden, waardoor de koers zou instorten. Volcker: ‘Verschillen in financieel en economisch beleid, veranderingen in concurrentiekracht en inflatie zouden veel ordelijker kunnen worden verholpen via een systeem van devaluaties en revaluaties. Het zou niet nodig zijn financieel beleid aan te passen aan invloeden van buiten, zodat nationaal economische soevereiniteit is gegarandeerd. De noodzaak voor interventies en het aanhouden van grote hoeveelheden deviezenreserves zou verdwijnen.’
Hoogleraar financiële markten Arnoud Boot zegt dat Volcker een punt heeft. ‘Het gaat niet om de details van Bretton Woods. De hoofdreden voor dat akkoord geldt nog steeds: er is een architectuur nodig om kapitaalstromen te reguleren en grip te houden op het financiële stelsel. Het flitskapitaal maakt het financiële systeem buitengewoon instabiel.’
Lees dit artikel door Peter de Waard verder op de Volkskrant