Vijf mythes over handel en de toekomst van Nederland als handelsland

Handel is een belangrijke pijler onder het Nederlandse verdienmodel, maar is de reputatie van Nederland als handelsland wel terecht? Hella Hueck (RTL) en Robert Went (WRR) doken in de cijfers en spraken met deskundigen. Over de Nederlandse handel doen allerlei mythes de ronde, ontdekten ze. Ze bespreken er vijf en ze schetsen hun ideeën over de rol van handel in de economie van overmorgen.

April 2015. Vol trots loopt minister Henk Kamp van Economische Zaken over de Hannover Messe, een van de grootste industriebeurzen ter wereld. Nederland is er ook dit jaar weer goed vertegenwoordigd, met vrolijke oranje paviljoens. Want Duitsland is een belangrijke handelspartner voor Nederland. ‘Een Duitse auto bestaat voor 20 procent uit Nederlandse onderdelen’, vertelt de minister aan RTL Z.

De minister is terecht trots op de prachtige toeleveranciers die Nederland heeft. Bosal maakt uitlaatsystemen, Nedschroef − de naam zegt het al − zorgt voor schroeven, en Inalfa produceert daksystemen. Maar 20 procent van de onderdelen, dat is wel heel veel. Vorig jaar had de Duitse auto-industrie een omzet van 384 miljard euro. Eén op de vijf auto’s die over de hele wereld verkocht worden, is van een Duits merk. Waar is ons Roergebied dan, dat al die onderdelen maakt?

Navraag bij het ministerie van Economische Zaken levert weinig op. De woordvoerder weet niet precies op welk onderzoek de claim gebaseerd is. We gaan te rade bij expert Marcel Timmer, hoogleraar Economische groei en ontwikkeling in Groningen, die met collega’s de internationaal veel geraadpleegde WIOD-database (World Input-Output Database) heeft opgezet en bijhoudt. ‘Dat getal is veel en veel te hoog’, antwoordt hij. Met zijn collega Gaaitzen de Vries rekent hij voor ons uit hoeveel van de waarde van een Duitse auto dan wel uit ons land komt. Het antwoord is even schrikken:

‘In 2011 draagt Nederland 1,4 procent bij in de waarde van auto’s (meer algemeen mechanische vervoersmiddelen) die in Duitsland worden geproduceerd.’

Lees dit ONTHUTSENDE artikel verder op Follow the Money

NL is verworden tot export gericht lage-lonen land en belastingparadijs voor multinationals

Er is niet links en rechts, er is het extreme midden en de rest.

Iedereen die links is, kent de totale verbijstering. Het partijprogramma van de PvdA is links. In verkiezingstijd zijn de uitspraken van de PvdA-lijsttrekker links. De rapporten van het Wetenschappelijk Bureau zijn links.

Maar als na de verkiezingen een coalitie –welke samenstelling ook, hoe groot het PvdA-aandeel ook- gevormd is, dan is het beleid rechts. Zo ging het in 1994. Zo ging het in 1998. Zo ging het in 2006. En zo ging het ook na 2012: alsof Polanyi nooit geschreven heeft, dwong Klijnsma bijstandsgerechtigden tot proto-dwangarbeid; alsof multinationals geen fiscale deals sluiten met het Ministerie van Financiën, legde de kamerfractie samen met de PVV per motie vast dat Nederland geen belastingparadijs is; alsof het ISDS niet de natte droom is van het bedrijfsleven, steunt Ploumen TTIP. En Dijsselbloem liet bankiers van SNS Reaal tijdens de redding in 2013 hun bonussen houden maar zaagt Griekse gepensioneerden bij hun knieën af. Natuurlijk, PvdA-leden wisten te voorkomen dat ongedocumenteerden verder gecriminaliseerd worden. Maar als het tegenhouden van één rabiaat rechts plan -hoe noodzakelijk en knap dat verzet ook is – volstaat om als links te gelden, dan stelt links niets voor.

Hoe het gapende gat tussen woord en daad te verklaren? Inderdaad, coalitievorming gaat niet zonder compromissen, niet zonder water in de wijn, niet zonder het bouwen van bruggen, niet zonder over schaduwen heen te springen, niet zonder nuance, niet zonder realiteitszin. Allemaal waar, maar Tariq Ali geeft in zijn recente boek The Extreme Centre een andere verklaring. De verklaring is zijns inziens eigenlijk doodeenvoudig. Sociaaldemocraten handelen niet links, omdat zij niet links zijn. Zo simpel is het.

Lees deze column van David Hollanders verder op Joop >>>

Nederlandse export valt flink terug

Het CBS meldt vanochtend dat de Nederlandse export fors gekrompen is.

Op jaarsbasis daalde het exportvolume met maar liefst 2,8 procent. Het was de grootste procentuele daling in vier-en-half jaar. Verbazen doet dat natuurlijk helegaar niet. De hosannaverhalen van de Europese beleidsmakers over het vermeende herstel van de eurozone economieën hebben we hier op DDS altijd naar het rijk der fabelen verwezen.

Zowel de uitvoer van ‘eigen’ producten, als de wederuitvoer namen af. Het CBS maakte eerder deze maand bekend dat de productie van de Nederlandse industrie in mei minder groeide dan in voorgaande maanden. De dienstensector is ook relatief belangrijk voor de export, zoals recent nog gemeld. Wel is de stemming van de ondernemers in de industrie nog steeds licht positief. De wederuitvoer van eerder ingevoerde producten die in ons land een kleine bewerking hebben ondergaan was ook lager dan in mei 2013, zie grafiek.

Lees dit artikel van Jean Wanningen verder op De Dagelijkse Standaard