Europa doet nodeloos ingewikkeld over de crisis. Er hoeft helemaal geen Duits of Nederlands geld in een bodemloze put gestort te worden. Een begrotingsunie is onnodig en aan monetaire experimenten moet al helemaal niet begonnen worden.
In een onooglijk vergaderzaaltje van een van de kantoorkolossen die tussen Tokyo Station en de keizerlijke paleistuinen staan, gaat de Japanse Amerikaan Richard Koo er eens goed voor zitten. De hoofdeconoom van het Nomura Research Institute, de onderzoekstak van de Japanse zakenbank Nomura, heeft er zijn levenswerk van gemaakt om iedereen die het maar horen wil uit te leggen wat een economie moet doen als ze in een balansrecessie (zie kader) terecht is gekomen. Europa zit daar middenin, maar blijft maar doen alsof het een normale neergang is, zegt hij.
Waar de Amerikaanse overheid, en eerder de Japanse, met stevige begrotingsimpulsen de private sectoren uit de wind hielden, is dat in Europa vanwege ‘Maastricht’ en zijn limiet op het begrotingstekort niet mogelijk. Dat verdrag moet dus zo snel mogelijk van tafel. En daarnaast moeten de lidstaten van de eurozone de uitvoer van kapitaal onaantrekkelijk maken door er een hogere risicoweging op te plakken. Koo: ‘Ik vind Europa een prachtig project, maar als die stappen uitblijven zie ik het somber in.’
U wilt de overheidsbestedingen fors opvoeren, maar straks zitten ook wij met een staatsschuld van 245% zoals Japan. Dat is toch niet houdbaar?
‘Tja, dat zeggen bureaus als Moody’s en Fitch, maar die snappen er helemaal niets van. Dat we in Japan zo’n hoge schuld hebben komt juist omdat we naar ze geluisterd hebben. Na het uiteenspatten van de bubbels rond 1990, voerde de Japanse regering een goed beleid door de uitgaven fors te verhogen. Maar in 1997 besloot ze onder druk van de kredietbeoordelaars, het IMF en andere begrotingshaviken de belastingen te verhogen — op een moment dat de private sectoren nog druk met schuldafbouw bezig waren. Toen vielen we van de begrotingsklif, viel de bodem onder financiële activa weg en kwamen beleggingen nog dieper onder water te staan. Pas toen werden Japanners echt pessimistisch en moest een veelvoud van het bedrag dat de overheid dacht te bezuinigen, worden geïnvesteerd om de economie weer te stabiliseren. Vóór 1997 was het gevoel dat als we maar hard genoeg werken, dan komt het wel weer goed. Dat verdween en vermoedelijk heeft dat ons tien jaar extra crisis gekost.’
En dat dreigt Europa ook te gebeuren?
‘Europa is tijdens de schuldencrisis van die klif gevallen. Door al het geld dat de private sectoren opzij zetten, stijgt het aanbod van geld en dat duwt de rente almaar lager. De markt zegt daarmee dat de overheid aan zet is en moet stimuleren. Maar Maastricht verbiedt dat dus.’
We hebben dus de fout gemaakt de overheidsschulden aan te duiden als het kernprobleem?
‘Ja, het probleem zit aan de private kant. De overheden moeten juist meer geld uitgeven, net zo lang tot de huishoudens en bedrijven klaar zijn met het afbouwen van hun schulden. Iedereen kijkt altijd naar de begrotingstekorten, maar vergeet te kijken naar de besparingen. Die zijn — met uitzondering van Griekenland — overal in Europa veel groter dan de tekorten. Zo bedroegen de private besparingen in Ierland vorig jaar 10,2% van het bbp, ruimschoots genoeg om het begrotingstekort van 5,7% te dekken.’
‘Het wordt alleen lastig als de besparingen het land verlaten en naar Duitsland vloeien. Dat is wat er tijdens de schuldencrisis in de eurozone is gebeurd en wat de regio een speciaal geval maakt. In die situatie konden de overheden in bijvoorbeeld Spanje, Portugal en Ierland niet meer datgene doen wat nodig is. Mijn oplossing is dan ook om de uitstroom van kapitaal te ontmoedigen door er een hoge risicoweging te geven. Dat is op zich niks bijzonders. Voor lokale financiers in de VS worden de risico’s van papier van hun lokale overheden ook veel lager gewaardeerd. Daarnaast krijgen deze financiers vaak ook allerlei lokale belastingvoordelen.’
Lees dit interview van Marcel de Boer met Richard Koo verder op het Financieele Dagblad