‘Ik ben Europeaan.’ Nooit stel ik me zo aan iemand voor. Nooit. Wel dat ik van Oostduinkerke kom, van Koksijde. Of van West-Vlaanderen of Vlaanderen. In een erg zeldzaam geval van België. Maar nooit van Europa. Ook al is mijn job Europees parlementslid.
Nochtans ben ik het. Overtuigd. Europeaan. Probleem is dat de idee steeds meer vereenzelvigd wordt met de instelling. Europa met de Europese Unie. En wanneer de EU als instelling faalt, sleept ze het ganse Europa-gevoel mee de dieperik in.
En falen, dat doet deze Europese Unie. Geen trots, geen ambitie, geen resultaten. Wel eurocrisis, asielcrisis, veiligheidscrisis. Bureaucratie ook, overbetaalde postjes, ver-van-mijn-bed-show. De EU verbindt steeds minder, verdeelt steeds meer. Omdat de EU meer wil zijn dan ze is, kan zijn en hoort te zijn. Een flexibel samenwerkingsplatform waar we nood aan hebben en waar meerwaarde ligt. En niet een Europese superregering die de lidstaten en regio’s maatschappelijke keuzes opdringt. Ook uit de verkiezingsuitslagen in Italië en Oostenrijk dit weekend bleek de enorme kritiek op de huidige EU.
De sterkte van de Europese Unie was lang dat ze geen politiek statement inhield. Meer dan ooit zorgde Europees Commissievoorzitter Juncker echter voor een trendbreuk. Hij koos ervoor de EU te politiseren. De Europese Commissie moest en zou een politieke Commissie worden, en niet langer de onpartijdige scheidsrechter die toeziet op de gemeenschappelijk gemaakte afspraken.
In plaats van een samenwerkingsplatform, is de Unie zo verworden tot een politieke actor. Een actor die vooral faalt en weerstand oproept.