Door de noden van grote delen van de bevolking stelselmatig te negeren, heeft de zittende beleidselite de tegenkrachten opgeroepen die nu overal de beschaafde naoorlogse democratische consensus op de proef stellen.
De komende deglobalisering’. Onder die titel schreef ik hier op 4 augustus 2009 een column – een klein jaar na het uitbreken van de kredietcrisis die, vanwege het politieke onvermogen om het bancaire gezwel dat zich na drie decennia neoliberale doordrijverij had ontwikkeld te temmen, daarna steeds meer de interne Europese harmonie is gaan ontwrichten. En toen moest de vluchtelingencrisis nog komen.
Kort samengevat: de globalisering roept tegenkrachten op die politiek steeds sterker worden omdat de blijde boodschap van de globaliseringsprofeten dat iedereen van open grenzen beter wordt, met reden steeds minder wordt geloofd. Het aantal verliezers van de globalisering, of het aantal mensen dat bang is binnenkort tot de verliezers te gaan behoren, is intussen zodanig toegenomen dat hun boosheid electorale orkaankracht heeft bereikt, in Europa én Amerika.
Xenofobe extremistisch-nationalistische partijen zijn in veel EU-lidstaten aan de winnende hand – na (in chronologische volgorde) Denemarken, Nederland, Frankrijk, Hongarije, Zweden, Polen en Duitsland nu ook in Oostenrijk. De politieke instabiliteit, waartoe dit leidt, herinnert aan de jaren dertig.
Centraal thema binnen het kiezersverzet vormt het verlies aan zekerheid, zowel sociaal-economisch als sociaal-cultureel, omdat de prijs voor mondiale grenzeloosheid – minder salaris en meer migranten – niet in de villawijken, maar in de volkswijken wordt betaald. Alleen al een blik op de electorale plattegrond van Wenen maakt het politieke gevolg daarvan duidelijk: de keuze voor Hofer of Van der Bellen is sterk gekoppeld aan een welvaartskloof.
Die electorale orkaan kon iedereen daarmee zien aankomen, maar de voortekenen ervan zijn lang genegeerd, omdat de globaliseringswinnaars er geen financieel baat bij hadden om die voortekenen te zien en dus in een kosmopolitische roes bleven verkeren.
Kern van het probleem: het is op zich best plausibel dat door de globalisering het totale BNP gestegen is, maar dit vrij abstracte, in zekere zin oncontroleerbare en onmeetbare gegeven staat tegenover het zeer concrete verlies van banen onder lager opgeleiden als gevolg van wereldwijde concurrentie. Die maakt het voor de directeur mogelijk een Amerikaans hoog salaris te claimen, terwijl hij tegen de monteur kan zeggen dat hij het met een Albanees laag salaris moet doen.
Dat geldt dus ook voor het TTIP.
Lees deze column van Thomas van der Dunk verder op de Volkskrant