Links laat het liggen

Het was een min of meer vast gegeven dat er in de politieke machtsverhoudingen tussen het rechtse en het linkse blok nauwelijks verschuivingen plaatsvonden. Binnen de blokken fungeerden de partijen als communicerende vaten. Ook na het succes van Wilders veranderde er niet veel. Bijvoorbeeld: bij de verkiezingen in 1986 haalden de PvdA, de PPR, de PSP en de SP (die toen voor het eerst deelnam) samen 55 zetels. In 2010 haalden deze partijen (de PPR en de PSP waren opgegaan in GroenLinks) nog steeds samen 55 zetels.

Die min of meer vaste verhouding tussen links en rechts is vrij dramatisch aan het verschuiven, zoals blijkt uit de peilingen. De drie linkse partijen zouden nu 35 zetels behalen, 20 minder dan in 1986 en 2010. Hoe komt dat? De diepe val van de PvdA is geen afdoende verklaring. Eerder ging het verlies van die partij naar GroenLinks en SP. Waarom nu niet? Is de verschuiving naar rechts incidenteel of is het een trend?

De PvdA wordt afgerekend op het afbraakbeleid waarvoor Samsom samen met Rutte heeft getekend. De SP en in mindere mate GroenLinks hebben daartegen oppositie gevoerd. Zonder noemenswaardig succes. Linkse partijen worden afgerekend op hun hoofddoelstelling: het beschermen van de zwakkeren en hun opstelling in het verdelingsvraagstuk.
Hoe komt het dat de SP en GroenLinks zich daarop kennelijk niet genoeg weten te profileren om het verlies van de PvdA te kunnen absorberen? Me dunkt dat er munitie genoeg is. Een paar columns geleden refereerde ik aan nieuwe cijfers van Eurostat, het CBS van de Europese Unie, over de groei in ons land van het aantal mensen dat onder de Europese armoedegrens is gezakt. Dat is nu 15,9 procent. Onder kinderen zelfs 17 procent. Ik schreef: ‘We hebben het over 2,5 miljoen mensen, onder wie 600 duizend kinderen, vrijwel zeker gedoemd deel uit te maken van de volgende generatie armen.’ Dat nieuwsfeit kreeg nauwelijks aandacht in de media en als er al actie van SP of GroenLinks in Den Haag is geweest, is mij dat ontgaan. De koopkracht van de regelingslonen en het minimumloon is nu lager dan in 1980. Het achterblijven van de laagste inkomensgroepen is dus niet incidenteel maar structureel. Het lijkt wel of links niet meer bestaat.

Neem de discussie over de topinkomens en de vermogensbelasting. Grote vermogens mogen best meer belast worden. Maar te makkelijk wordt iemand die geen bedrijfspensioen heeft opgebouwd, maar zelf voor zijn pensioen heeft gespaard, door links behandeld als miljonair die best wat meer vermogensbelasting kan betalen. Iemand die 1,5 miljoen heeft gespaard voor zijn pensioen heeft, als hij al het rendement van 4 procent haalt dat voor de rendementsheffing wordt gehanteerd, daaruit nu een netto inkomen van 42 duizend euro per jaar. Niet exorbitant hoog.

Veel erger is dat gesuggereerd wordt dat het verdelingsvraagstuk kan worden opgelost door de aanpak van topinkomens. Lage inkomens worden niet verhoogd door het verlagen van hoge inkomens. In de discussie over een meer gelijke inkomensverdeling faalt links volkomen, net als in die over de hervorming van de verzorgingsstaat. Discussie over de verzorgingsstaat is puur een discussie over betaalbaarheid geworden. Het Centraal Planbureau hanteert modellen die steevast als uitkomst genereren dat meer uitgaven aan de verzorgingsstaat leiden tot lagere economische groei, meer werkloosheid en ander ongerief. Sluipenderwijs zijn de veronderstellingen van het CPB normatief geworden, alsof een correcte berekening ook de rechtvaardiging is om de veronderstelling waarop die is gebaseerd voor waar aan te nemen. Ook linkse partijen laten hun verkiezingsprogramma’s aan die normen toetsen. Maar als het al waar is dat een verhoging van de bijstand voor gezinnen met kinderen nadelig is voor economische groei, kan het tegelijk waar zijn dat het opgroeien in armoede later zoveel kosten veroorzaakt dat het voorkomen van armoede nu als investering kan worden gezien voor economische groei later. Veel belangrijker dan welke berekening ook is natuurlijk dat het moreel verwerpelijk is kinderen in armoede te laten opgroeien. Bovendien: het aantasten van zaken als AOW, pensioen en ouderenzorg is misschien goed voor de economie nu, maar het leidt tot afbraak van de solidariteit omdat je maar beter voor jezelf kunt zorgen als een ander het niet doet. Jammer voor de mensen die dat niet kunnen. De verdediging van de verzorgingsstaat als morele imperatief en als investering voor een rechtvaardige toekomst wordt nauwelijks nog gehoord.

Lees deze column van Marcel van Dam verder op de Volkskrant