Gaan we met #TTIP echt onze soevereiniteit opofferen voor wat schamele bbp-puntjes?

TTIP, het nog te onderhandelen vrijhandelsverdrag met de Verenigde Staten, werd sinds januari in 36 artikelen in de Volkskrant en NRC Handelsblad genoemd. ‘Zwarte piet’ scoorde maar liefst 238 vermeldingen. En het is nog niet eens december.

‘Als een hoofdredacteur moet kiezen tussen een debat over TTIP of de mogelijke vervolging van Wilders kiest hij blind voor het laatste’, schreef collega-columnist Ewald Engelen vorige week al terecht in deze kolommen. En zo kunnen beleidsmakers wegkomen met slogans in plaats van argumenten. Werkgelegenheid, economische groei, concurrentievermogen – TTIP zou in allerhande gunsten resulteren. De formule is altijd dezelfde: men neme de meest optimistische prognoses uit een toch al twijfelachtig model en voilà: een cijfer voor publieke consumptie.

‘TTIP leidt in Europa tot 400.000 meer banen’, beweerde Mark Rutte bijvoorbeeld in Nieuwsuur. Rutte baseerde zich op een doorrekening van het Duitse Cesifo-instituut. De premier vergat te vermelden dat het ging om het aantal banen in 2025 (ergo: een weinig enerverende banengroei van veertigduizend per jaar). Hij nam bovendien voor het gemak het ‘ambitieuze scenario’, waarin wordt verondersteld dat de handelsbelemmeringen met de VS dalen tot het niveau dat geldt binnen de Europese markt zelf. Zeg maar gerust: het van de pot gerukte scenario dat ver verwijderd is van welke onderhandelingstafel ook.

Hetzelfde geldt voor de groeiprognoses. Steevast wordt door voorstanders bijvoorbeeld gesteld dat Europese burgers er met meer dan vijfhonderd euro op vooruit gaan door het akkoord. Opnieuw: dat is pas in 2027, in euro’s uit 2027 (dus na inflatie). Het onderzoek van economisch bureau CEPR waar dit resultaat uit wordt gehaald valt ook anders te presenteren. TTIP resulteert in slechts een schrale 0,05 procent extra groei per jaar. In het optimistische scenario dan.

Bovendien zijn deze baten afhankelijk van een dubieuze definitie van welvaart. Vrijhandel is niet meer wat het geweest is. Al het laaghangende vrijhandelsfruit is reeds geplukt. Traditioneel protectionisme in de vorm van invoerheffingen is al tot een minimum gereduceerd. Wat nog rest is ‘harmonisering van regulering’. Volgens de CEPR-studie moet dit soort harmonisering dan ook voor zo’n tachtig procent van de baten van TTIP zorgen.

Maar is zulke harmonisering wel wenselijk?

Lees dit artikel van Jesse Frederik verder op De Groene