Bij stevige ondervragers stel ik me wat anders voor dan de Europarlementariërs.
Het was veel Frans Timmermans deze week. Ik beperk me tot zijn ondervraging, drie uur lang in het Europarlement. Hij pakte ze allemaal in, hook, line and sinker zou Timmermans zeggen. Je hoorde meteen dat wij dat in Den Haag ook zouden moeten doen, aanstaande bewindslieden stevig ondervragen. Was het stevig? Ik kreeg de rillingen van zijn geschmier met die talen. Maar het werkte en daar gaat het om in de politiek. Examen gehaald.
In zijn verklaring vooraf zei Timmermans dat we deze weken getuige waren van de Europese democratie op zijn best. Dit was immers de eerste Europese Commissie die helemaal geboren was in het Europarlement. Een paar maanden geleden was dezelfde Timmermans aanzienlijk minder opgetogen, nadat het Europees Parlement met zijn Spitzenkandidaten de regeringsleiders schaakmat had gezet. Toen bromde hij in de Kamer dat we achteraf maar eens moesten bezien of het een goed idee was geweest. Nu hebben we volgens de beste Europese tradities een voldongen feit en is de commissaris blij. Paris vaut bien une messe, zou Timmermans zeggen.
De verhoren lieten weer zien wat een raar ding het Europarlement is. Geen fractiediscipline, geen ideologische samenhang. De vragenstellers kregen een minuut, voor een ongericht spervuur aan kwesties. Timmermans kwam geen moment in de problemen. Ze applaudisseren er zelfs voor een mooi antwoord, wat een raar soort medeplichtigheid oplevert. Samen voor Europa. Bij stevig ondervragen stel ik me wat anders voor.
Timmermans heeft twee belangrijke onderwerpen, waken over fundamentele rechten en subsidiariteit. Dat wil zeggen, minder regels als het enigszins kan. De spanning tussen die twee taken werd door geen Europarlementariër opgemerkt. Want hoe verhoudt de altijd opspelende aandrang tot méér rechten zich tot beperking van de regelgeving? Sophie in ’t Veld (D66) vroeg streng wat Timmermans dacht te worden, het schoothondje van de regeringen of de kampioen van de burgerrechten?
De kampioen uiteraard, zoals hij ook vol vuur tegemoet kwam aan de Roemeense die razendsnel alle vormen van discriminatie opsomde waartegen de commissaris zich dient te keren, te weten sekse, kleur, etnische of sociale achtergrond, religie, taal, geloof, handicap dan wel seksuele oriëntatie. Het rechtenverhaal staat kortom als een huis.
Timmermans’ pleidooi voor minder regels stak daarbij bleekjes af. Ja, bakkers moeten ongestoord door allerlei voorschriften hun brood kunnen bakken. En waarom moeten kappers overal in Europa spekzolen dragen om niet uit te glijden, vroeg de aanstaande commissaris. Dat kunnen de lidstaten toch wel regelen? Maar de vragenstelster, ook niet gek, had haar kapperspleidooi in termen van fundamentele rechten gegoten – het recht op een veilige arbeidsplaats.
Daar kon je zien hoe tegen de voorwaartse stuwing van Europa nauwelijks kruid is gewassen. Het parlement wil altijd meer, meer budget, meer mensenrechten, meer sociaal Europa. De andere kant van die medaille is het Europa van de vrije markt. Het Europa van de werkgevers is het Europa van het gelijke speelveld. Werkgevers willen minder regels, maar ook dat moet centraal geregeld worden. Minder regels is ook meer Europa.
Tegenwoordig is de officiële boodschap dat de politiek het kiezersvolk heeft begrepen. Het federale Europa komt er niet. Er zijn rode lijnen, oranje en gele kaarten om de regelzucht binnen de perken te houden. Maar wat zo helder bleek in die drie uur met Timmermans is dat er helemaal geen woorden zijn voor minder Europa. Nederland heeft een lijstje gemaakt van 54 stupide maatregelen die we willen terugdraaien. Europees geld voor fruit op school bijvoorbeeld, en dan is er uiteraard het domme flesje olijfolie met Europees keurmerk op tafel. Maar een mechaniek om een serieuze stap terug te doen, dat is er helemaal niet. Europa heeft geen achteruit.