Tegen 2019 krijgt het Gerecht van de Europese Unie er 28 rechters bij. De EU-landen verkiezen die dure verdubbeling boven een beurtrol. Dat is tekenend voor het klimaat in de Unie.
Het Gerecht van de Europese Unie is de tweede belangrijkste rechtbank van de Europese Unie na het Hof van Justitie en geldt vooral als beroepshof. Nu tellen beide gerechtshoven 28 rechters, één voor elk land. Tegen 2019 zal het Gerecht er 56 hebben.
De EU-ambassadeurs geven donderdag formeel groen licht voor die verdubbeling, Aan die beslissing gaat vier jaar geruzie vooraf over een beperktere verruimingsoperatie. De rechters van het Gerecht zelf vroegen in 2011 een uitbreiding met twaalf rechters vanwege de almaar stijgende werklast.
De vraag van het Gerecht om twaalf extra rechters botste in 2011 op zware tegenkanting van de lidstaten. De grote EU-landen, maar ook heel veel kleintjes, hielden vast aan het recht om permanent een extra rechter in Luxemburg te kunnen stationeren. Met slechts twaalf rechters zou er een beurtrol worden ingesteld en valt dus niet iedereen in de prijzen. Omdat de impasse bleef duren, speelden de lidstaten de bal terug naar Luxemburg, met de vraag een nieuw voorstel te formuleren én de boodschap dat een aantal landen ‘geen genoegen zullen nemen met een aantal dat lager is dan het aantal lidstaten’.
De verdubbeling van het aantal rechters heeft een zwaar kostenplaatje. Europese rechters verdienen een basissalaris van meer dan 220.000 euro per jaar met bijkomende vergoedingen. Om de kosten te drukken, zou gesnoeid worden in het aantal klerken die de zaken voorbereiden. Op die manier versnel je de gerechtszaak niet, klinkt het knarsetandend in Luxemburg.